CAO van 8 maart 2006 betreffende de toekenning van een eindejaarspremie

Nieuws vrijdag 24 maart 2006

Hoofdstuk 1 - Toepassingsgebied

Artikel 1
Deze overeenkomst is van toepassing op de werkgevers en de werknemers van de organisaties die onder het Paritair Subcomité voor de socioculturele sector van de Vlaamse Gemeenschap vallen en die gesubsidieerd worden door de Vlaamse overheid op basis van een of meer van de decreten en besluiten die als bijlage 1 bij deze overeenkomst zijn opgenomen.

Ze is echter niet van toepassing op de deelsectoren basiseducatie en deeltijdse vorming noch op de organisaties die onder een van de respectieve collectieve arbeidsovereenkomsten vallen betreffende een eindejaarspremie voor het sociaal-cultureel werk, het opbouwwerk, de integratiecentra en de socioprofessionele inschakeling in Brussel.

Onder werknemers wordt verstaan het mannelijk en vrouwelijk werklieden- en bediendepersoneel, met uitzondering van de doelgroepwerknemers (tijdelijke werkervaring- en doorstromingscontracten).


Hoofdstuk 2 - Bepaling van het bedrag

Artikel 2
§ 1. De eindejaarspremie bestaat uit een vast geïndexeerd gedeelte, een vast niet-geïndexeerd gedeelte en een procentueel gedeelte.

§ 2. Het vast geïndexeerd gedeelte wordt vanaf 2006 opgebouwd overeenkomstig punt 2.2 van het Vlaams Akkoord voor de non profit/social profit van 6 juni 2005 en volgens de fasering voorzien in dat akkoord:

2006
2007
2008
2009
vanaf 2010
€ 62,33
€ 136,89
€ 211,46
€ 285,44
€ 360,00
 
§ 3. De bedragen, vermeld in § 2, worden met ingang van 2007 jaarlijks aangepast met toepassing van het volgende indexeringsmechanisme. Het bedrag van het vaste geïndexeerde gedeelte van het in aanmerking genomen jaar wordt bekomen door het te verhogen met een percentage dat afhangt van de evolutie van het indexcijfer van de consumptieprijzen. Dat percentage wordt bekomen door het indexcijfer dat van kracht is in de maand oktober van het in aanmerking genomen jaar, te delen door het indexcijfer dat van kracht was in de maand oktober van jaar 2006. Het percentage wordt berekend tot op vier decimalen.

§ 4. Het bedrag van het vaste geïndexeerde gedeelte van de eindejaarspremie wordt jaarlijks vastgelegd en in de bijlage 2 bij deze overeenkomst opgenomen.

Artikel 3
Het vaste niet-geïndexeerde gedeelte van de eindejaarspremie wordt vanaf 2006 als volgt opgebouwd, overeenkomstig de inzet van de middelen vanuit het Vlaams Akkoord voor de non profit/social profit van 6 juni 2005:

2006
2007
2008
2009
vanaf 2010
€ 11,02
€ 22,03
€ 33,05
€ 44,06
€ 55,08

Artikel 4
§ 1. Het procentueel gedeelte wordt berekend op basis van het geïndexeerd brutojaarloon van de werknemer.

§ 2. Het procentueel gedeelte van de eindejaarspremie wordt vanaf 2006 overeenkomstig punt 2.2 van het Vlaams Akkoord voor de non profit/social profit van 6 juni 2005 opgebouwd tot en met 2010 volgens de fasering voorzien in dat akkoord:

2006
2007
2008
2009
vanaf 2010
0,18%
0,39%
0,60%
0,81%
1,02%

§ 3. Onder geïndexeerd brutojaarloon wordt verstaan het resultaat van de vermenigvuldiging met twaalf van het geïndexeerd baremieke brutomaandloon van de maand oktober van het kalenderjaar, met inbegrip van de haard- of standplaatstoelage, maar met uitsluiting van de toeslagen.


Hoofdstuk 3 - Toekenning van de eindejaarspremie

Artikel 5
Aan de werknemer wordt een eindejaarspremie uitbetaald overeenkomstig de gewerkte en gelijkgestelde periodes in de referentieperiode van 1 januari tot en met 30 september van het betrokken kalenderjaar.

Een volledig gewerkte of gelijkgestelde referentieperiode komt dus overeen met een volledige eindejaarspremie, een onvolledige referentieperiode met een onvolledige eindejaarspremie, in verhouding tot de gewerkte en gelijkgestelde dagen in de referentieperiode.

Worden gelijkgesteld met gewerkte of als dusdanig beschouwde dagen, de inactiviteitsperiodes, vastgelegd bij Koninklijk Besluit van 30 maart 1967 tot bepaling van de algemene uitvoeringsbesluiten van de wetten betreffende de jaarlijkse vakantie der loonarbeiders.
Onbetaald verlof, alle wettelijke vormen van tijdskrediet en thematische verloven worden niet gelijkgesteld met gewerkte periodes voor de toekenning van de eindejaarspremie, behoudens palliatief verlof en verlof voor verzorging van een zwaar ziek gezins- of familielid, die gelijkgesteld worden met gewerkte periodes voor een maximumperiode van drie kalendermaanden.

Artikel 6
Voor deeltijdse werknemers wordt het bedrag van de eindejaarspremie berekend in verhouding tot de contractuele arbeidstijd in de referentieperiode.

Artikel 7
De eindejaarspremie is niet verschuldigd aan om dringende reden ontslagen werknemers.

Artikel 8
Wanneer een werknemer tijdens de referentieperiode in of uit dienst is getreden bij de organisatie, wordt de eindejaarspremie berekend en uitbetaald volgens de gewerkte en gelijkgestelde dagen in de referentieperiode.

Artikel 9
Deze overeenkomst is niet van toepassing op werknemers die reeds een eindejaarspremie genieten die hiermee ten minste gelijkwaardig is.


Hoofdstuk 4 - Berekeningswijze

Artikel 10
Iedere gewerkte of daarmee gelijkgestelde maand, tijdens de referentieperiode, geeft recht op 1/9 van het bedrag van de eindejaarspremie, berekend overeenkomstig deze overeenkomst.
Elke arbeidsovereenkomst, ingegaan voor de dertiende dag van de maand, wordt, mits de werknemer in dienst blijft tot het einde van die maand, beschouwd als een tewerkstellingsperiode voor een volledige maand.

Artikel 11
Wanneer een werknemer niet het normale loon heeft genoten voor de maand oktober van het betrokken jaar, neemt men voor de berekening van het veranderlijk gedeelte van de eindejaarspremie het geïndexeerd brutojaarloon op basis van het fictieve loon van die maand.


Hoofdstuk 5 - Betalingsmodaliteit

Artikel 12
De eindejaarspremie is betaalbaar in de maand december van het jaar waarvoor hij wordt toegekend.
In geval van uitdiensttreding is de verschuldigde eindejaarspremie betaalbaar bij de eindafrekening.


Hoofdstuk 6 - Slotbepalingen

Artikel 13
Als bijlage 2 bij deze overeenkomst worden voor elk jaar de toepasselijke bedragen opgenomen van het vaste geïndexeerde gedeelte, het vaste niet-geïndexeerde gedeelte en het percentage voor het procentuele gedeelde van de eindejaarspremie.

Artikel 14
Deze overeenkomst heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2006 en is gesloten voor onbepaalde tijd. Ze kan worden opgezegd door elk van de partijen met een opzeggingstermijn van zes maanden, gericht bij een ter post aangetekend schrijven aan de voorzitter van het Paritair Subcomité voor de socioculturele sector van de Vlaamse Gemeenschap.Ze wordt uitgevoerd op voorwaarde van een effectieve terbeschikkingstelling van de financiële middelen waarin krachtens het Vlaams Akkoord voor de non profit/social profit van 6 juni ’05 is voorzien.


Bijlage 1 bij de collectieve arbeidsovereenkomst van 8 maart ’06 betreffende de toekenning van een eindejaarspremie
(onder voorbehoud van goedkeuring door de Vlaamse regering

1. decreet van 7 mei 2004 houdende organisatie en subsidiëring van een cultureelerfgoedbeleid

2. besluit van 10 oktober 2003 van de Vlaamse regering tot vaststelling van de bijzondere regelen inzake de erkenning en de subsidiëring van de milieu- en natuurverenigingen

3. besluit van 27 juni 2003van de Vlaamse regering tot vaststelling van de voorwaarden voor de erkenning van natuurreservaten en van terreinbeherende natuurverenigingen en houdende toekenning van subsidies

4. besluit van 8 december 1998 van de Vlaamse regering tot vaststelling van de regelen voor de voorlopige en definitieve erkenning van regionale landschappen

5. besluit van 4 juni 2004 van de Vlaamse Regering houdende vaststelling van de voorwaarden voor de erkenning van Vlaamse opvangcentra voor vogels en wilde dieren en houdende toekenning van subsidies

6. besluit betreffende regularisatie van dac’ers in de ontwikkelingssamenwerking en -educatie

7. decreet van 13 juli 2001 houdende de regeling van de erkenning en subsidiëring van de Vlaamse sportfederaties,de koepelorganisaties en de organisaties voor de sportieve vrijetijdsbesteding

8. besluit van de Vlaamse Regering van 17 juni 1997 houdende harmonisering van diverse stelsels werkervaringsprojecten

9. besluit van de Vlaamse Regering van 8 september 2000 houdende een impuls- en ondersteuningsprogramma van de meerwaardeneconomie

10. besluit van 22 oktober 2004 van de Vlaamse Regering betreffende de erkenning en subsidiëring van regionale samenwerkingsverbanden

11. besluit van de Vlaamse regering van 15 december 1993 tot vaststelling van de algemene regels inzake het verlenen van vergunningen en erkenningen door het Vlaams Fonds voor Sociale Integratie van Personen met een Handicap

12. besluit van de Vlaamse regering van 18 december 1998 betreffende de arbeidstrajectbegeleiding voor personen met een handicap

13. besluit van de Vlaamse regering van 22 april 1997 betreffende de erkenning en de subsidiëring van centra voor beroepsopleiding of omscholing van personen met een handicap

14. decreet van 2 april 2004 houdende de subsidiëring van kunstenorganisaties, kunstenaars, organisaties voor kunsteducatie en organisatie voor sociaal-artistieke werking, internationale initiatieven, publicaties en steunpunten

15. decreten betreffende de radio-omroep en de televisie, gecoördineerd op 4 maart 2005

16. decreet van 18 juli 2003 betreffende de verblijven en verenigingen die een werking uitoefenen in het kader van ‘Toerisme voor Allen’

17. decreet van 23 mei 2003 betreffende de indeling in zorgregio's en betreffende de samenwerking en programmatie van gezondheidsvoorzieningen en welzijnsvoorzieningen

18. besluit van de Vlaamse regering van 31 juli 1991 inzake gezondheidspromotie

19. decreet van 21 maart 2003 betreffende de armoedebestrijding

20. decreet van 28 februari 2003 betreffende het Vlaamse inburgeringsbeleid

21. decreet van 7 mei 2004 betreffende de Huizen van het Nederlands

22. besluit van de Vlaamse Regering van 21 december 1988 houdende de organisatie van de arbeidsbemiddeling en de beroepsopleiding

23. decreet van 20 maart 1984 houdende oprichting en uitbreiding van de bevoegdheden van de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling

24. decreet van 7 mei 2004 tot oprichting van een publiekrechterlijk vormgegeven extern verzelfstandigd agentschap Vlaamse dienst voor arbeidsbemiddeling en beroepsopleiding

25. besluit van de Vlaamse Regering van 4 juli 2003 tot erkenning en subsidiëring van het Vlaams Steunpunt Lokale Netwerken Opleiding en Tewerkstelling

26. besluit van 27 augustus 2004 betreffende de erkenning en subsidiëring van de centra voor loopbaandienstverlening

27. decreet van 3 maart 1976 tot bescherming van Monumenten en Stads- en Dorpsgezichten

28. decreet van 30 juni 1993 houdende bescherming van het archeologisch patrimonium

29. decreet van 16 april 1996 betreffende de landschapszorg

30. de door de Vlaamse overheid nominatief gesubsidieerde organisaties.