Artiesten en technici: wijzigingen werkloosheidsreglementering sinds 1 april 2014

Nieuws maandag 4 augustus 2014

Zoals aangekondigd in vorige Tribune, zijn er sinds 1 april 2014 belangrijke wijzigingen in de werkloosheidsreglementering voor artiesten en technici. Een overzicht.

Artikel 1bis

Op 1 april werd de Wet van de sociale zekerheid werknemers aangepast. Het artikel 1bis werd gewijzigd, waardoor artiesten die willen werken onder dit artikel een visum moeten aanvragen bij de commissie kunstenaars. Concreet betekent dit dat er geen arbeidsovereenkomst is of kan zijn. Gevolg is dan dat het collectief arbeidsrecht niet van toepassing is: geen cao, geen arbeidstijd zoals bepaald in de arbeidswet en dies meer. Het spreekt voor zich dat het hier gaat om uitzonderingen.

Nieuw in de werkloosheidsreglementering

In het K.B. en M.B. van 7 februari 2014 werden een aantal wijzigingen aangebracht. Deze zijn van kracht sinds 1 april 2014. Er is een nieuwe controlekaart en een bijkomend formulier C3 artiest indien er met een ‘taakloon’ gewerkt wordt.

De toelaatbaarheid: hoe krijg je recht op werkloosheidsuitkering?

De toelaatbaarheid is dezelfde als voor andere werknemers, dus 312 dagen werken in een referteperiode van 21 maanden als men jonger is dan 36. (Zie www.rva.be voor de volledige reglementering.) Voor artiesten is er naast de gewone regel nog een andere regel opgenomen in het Ministerieel Besluit artikel 10: daar is een berekening mogelijk op basis van het brutoloon.
Er zijn drie voorwaarden aan verbonden:

- Het moet gaan om een artistieke activiteit.
- Het moet gaan om een ‘taakloon’: er is geen directe link tussen het loon en het aantal gepresteerde uren. Lonen verkregen onder artikel 1bis vallen hier steeds onder.
- Er moeten sociale bijdragen voor werknemers betaald zijn.

Een ‘taakloon’ is herkenbaar op de C4. Het wordt betaald per trimester (per taak of per stuk bezoldigd). In de kwartaalaangifte (dmfa) is er een speciale code: waarde A2 staat voor een ‘taakloon’, waarde A1 staat voor een gewone arbeidsovereenkomst. Deze aangifte gebeurt door de werkgever.

Berekening op basis van brutoloon is beperkt

Het gebruik van een ‘taakloon’ voor de toelaatbaarheid is wel beperkt. Het brutoloon wordt gedeeld door 1/26ste van het referteloon. Het referteloon bedraagt 1/26ste van het bruto minimumloon, zijnde 1501,82 euro / 26, dus 57,76 euro.
Het aantal arbeidsdagen voor de berekening is wel beperkt, namelijk (n*26) + 78, waarbij ‘n’ staat voor het aantal maanden in het kwartaal dat gewerkt is.
Er kan een combinatie gemaakt worden van ‘taakloon’ en ‘gewone arbeidsdagen’.
Het bedrag van de uitkering kan worden bepaald door een aaneengesloten periode van vier weken werk bij eenzelfde werkgever of de som van de ‘taaklonen’, gedeeld door 78.

Het voordeelstatuut

Je kan een voordeelstatuut (‘initieel recht’) krijgen door in de voorbije 18 maanden en op het einde van het eerste jaar werkloosheid ten minste 156 arbeidsdagen te hebben verkregen, waarvan er ten minste 104 ‘artistiek’ moeten zijn.
Voor het verlengen van het voordeelstatuut (artikel 116.5 ) moet je het bewijs leveren van ten minste drie artistieke prestaties die overeenkomen met drie arbeidsdagen per jaar. De periode van één jaar kan verlengd worden met betaalde ziektedagen van ten minste drie maanden.
Als je uit de eerste periode bent geraakt, kan je terugkeren naar de eerste periode als je ten minste 156 dagen presteert in een referteperiode van 18 maanden. Er moeten ten minste 104 ‘artistieke’ arbeidsdagen zijn, 52 dagen mogen ‘andere prestaties’ zijn.
Let op: de terugkeer kan slechts na een periode van onderbreking van de werkloosheid van ten minste vier weken.

Niet-vergoedbare dagen

Als je gewerkt hebt onder 1bis of met een ‘taakloon’, zal het ontvangen loon aanleiding geven tot een niet-vergoedbare periode in functie van het ontvangen brutoloon, volgens de formule
YA - (CxY))/Y =x (waarbij YA staat voor het brutoloon, C voor het aantal dagen op de controlekaart, en Y voor 3/52 van referteloon, nu =86,64 euro).

Een voorbeeld: 4500 - (1 x 86,64) / 86,64 = 50,93 dagen.

De berekening gebeurt op kwartaalbasis. Let op: indien de periode langer is dan 28 dagen, moet je je opnieuw inschrijven bij de VDAB of Actiris.

Passende dienstbetrekking

Deze regel blijft nog steeds 156 dagen in een referteperiode van 18 maanden: je moet kunnen bewijzen om niet te moeten ingaan op een andere job of om niet te moeten zoeken naar een job buiten de artistieke sector.

Speciale regels voor technici

Er werd een aparte regel ingeschreven voor de technici in de artistieke sector: art 116&1 ter (terugkeer) en art 116&5 bis (behoud van voordeelstatuut).
Voor het verkrijgen van de uitkering gelden de gewone regels (geen ‘taakloon’), voor het verkrijgen van het ‘initieel recht’ gelden ook de 156 dagen (kan 104 artistieke sector zijn en 52 andere). Technici moeten kunnen bewijzen dat ze enkel met korte contracten kunnen werken van minder dan drie maanden. Er moeten ten minste drie korte contracten zijn per jaar om het voordeelstatuut te behouden.

‘Taakloon’

Er is veel verwarring over de notie ‘taakloon’, wij zullen proberen om in de verschillende paritaire comités naar een verduidelijking te streven.
Deze regelgeving is enerzijds wel duidelijker dan vroeger, maar er zijn nog veel vragen over de toepassing. De RVA heeft nog geen duidelijke richtlijn gegeven over wat voor hen een ‘taakloon’ is. De enige notie is ‘geen verband tussen arbeidstijd en het loon’. We denken echter dat er voor vertolkende artiesten altijd een verband is tussen de tijd en het loon.