
Kabinet- en fractiepersoneel: niet iedereen gelijk voor de wet
Nieuws vrijdag 2 februari 2007
Blijkbaar is er een opbod aan de gang tussen het personeel van de lokale en provinciale besturen tegenover het kabinet- en fractiepersoneel voor wat betreft de uitvoering van het gemeente- en provinciedecreet.
In vorige Tribunes hadden we het reeds over de artikels van het gemeente- en provinciedecreet waarin gesteld wordt dat de Vlaamse regering de minimale voorwaarden over de rechtspositie van het personeel moet vastleggen. Ondertussen merken we dat dit dossier niet alleen negatieve elementen voor het personeel bevat, maar dat ook de uitvoering ervan uitblijft. Hierdoor ontstaat er momenteel een soort van juridisch vacuüm.
Niet-akkoord ACOD
In tegenstelling hiermee heeft de Vlaamse regering blijkbaar geen moeite met de uitvoering van artikel 104 van het decreet dat de rechtspositie bepaalt van het kabinet- en fractiepersoneel. Tijdens twee vergaderingen van het Comité C1 werden de teksten uitgeklaard die de rechtspositie van dat personeel vastleggen. Finaal besloten we om niet onze goedkeuring te geven aan de voorgelegde teksten.
De reden voor onze negatieve houding zijn niet ver te zoeken. De besluiten werden ons bij manier van spreken door de strot geduwd, maar bovendien zijn de voorwaarden die voor het kabinet- en fractiepersoneel worden voorzien vrij populistisch.
Ook bij het aantal medewerkers op de kabinetten hadden wij opmerkingen. Nergens wordt een quotum vastgelegd. In theorie is het mogelijk dat het aantal kabinetsmedewerkers even groot is als de organieke personeelsformatie. Uiteraard hopen wij dat het zo’n vaart niet zal lopen en het bij een beperkte invulling van dit soort functies blijft.
Voorwaarden
Op het vlak van de aanwervingsvoorwaarden bepaalt de gemeente- of provincieraad hoe het personeel wordt aangeworven: contractueel of door terbeschikkingstelling van personeelsleden. De voorwaarden waaraan deze personeelsleden moeten voldoen, worden nergens bepaald. Het is aan de gemeente- of provincieraad om dit te doen. Wij vrezen dat door dergelijke relatieve invullingen sommige personeelsleden die niet slaagden voor bepaalde examens, via een achterpoortje toch worden bevorderd of aangeworven.
Geldelijk statuut
Wat het geldelijk statuut van het fractie- en kabinetpersoneel betreft, stelt het besluit enkel dat de salarisschaal in overeenstemming moet zijn met bestaande schalen voorzien in het geldelijk statuut. Als syndicale organisatie wensen wij dat personeelsleden betaald worden op basis van objectieve voorwaarden waaraan men moet voldoen.
Tegelijkertijd menen wij dat indien men zware eisen qua flexibiliteit stelt aan het personeel, dit eveneens moet teruggevonden worden in de salarisschaal die men toekent. De regeling voorzien in het besluit gaat echter te ver. Voor de gevraagde flexibiliteit van kabinet- en fractiepersoneel wordt er een toelage toegekend. Ook hier zal het uitdrukkelijk de gemeente- of provincieraad zijn die de hoogte ervan zal vastleggen. De enige beperking die in het systeem wordt ingebouwd, is dat het salaris verhoogd met de toelage nooit hoger mag zijn dan de hoogste salarisschaal, namelijk die van de gemeentesecretaris.
Ondanks onze gefundeerde opmerkingen over dit dossier heeft de Vlaamse overheid toch gemeend om de oorspronkelijke teksten te handhaven. Opmerkelijk was de houding van de werkgevers: beleefdheidshalve hebben ze zich niet gemoeid in de debatten. De vakbonden tekenden dus een protocol van niet-akkoord.