
Commissie Beter Onderwijs - Zomerscholen? Ja, maar ...
Nieuws vrijdag 1 april 2022
Eind oktober is het rapport van de Commissie Beter Onderwijs (‘Commissie Brinckman ‘) gepubliceerd. We hebben in de vorige nummers van Tribune het rapport kort voorgesteld en de adviezen van de commissie over het kleuteronderwijs, over de kerntaak van de leerkracht en over centrale toetsen besproken. In dit nummer hebben we het over de zomerscholen.
‘Meer leermogelijkheden voor kinderen met leerachterstand’
De Commissie Brinckman pleit ervoor om in bijkomende leer- en oefentijd te voorzien voor kinderen met leerachterstand. Dit kan gebeuren binnen en buiten de reguliere schooltijd, maar vindt alleszins plaats binnen het veilige kader van de eigen school en is gratis.
Dit reguliere aanbod moet een tegenwicht bieden tegen de wildgroei van privélessen. Omdat de privélessen betaald zijn, komen ze vooral de middenklasse ten goede en vergroot de achterstand van de leerlingen uit sociaal zwakkere milieus nog meer.
De Commissie stelt enkele vormen voor om dit te realiseren: ‘tutoring’ (in groepjes of individueel), lessen in ‘leren leren’, extra taallessen, remediëringslessen en ten slotte ook zomerscholen. Deze laatste vorm zou erg efficiënt zijn indien gericht op cognitieve vaardigheden, verzorgd door professionele leraren en op kleine schaal en structureel ingebed in het onderwijs georganiseerd.
‘Zomerscholen structureel verankeren’
In de zomers van 2020 en 2021 werden zomerscholen georganiseerd om het leerverlies – een gevolg van de coronacrisis – te verminderen. Minister Weyts wil de leerachterstand wegwerken in de scholen en tijdens de schooluren, maar hij zal ook extra leertijd creëren en leerverlies tijdens de zomermaanden beperken door de zomerscholen structureel te verankeren.
De lokale besturen krijgen de regie van de zomerscholen in handen. Een zomerschool duurt maximaal tien volledige of twintig halve dagen en werkt aan de algemene competenties van de leerlingen en/of remedieert leerachterstand.
‘Geen structurele onderwijstijd in zomervakantie’
De Vlaamse Onderwijsraad (Vlor) heeft twee fundamentele bedenkingen bij dit plan. Ten eerste moeten kwetsbaarheid en kansenongelijkheid aangepakt worden binnen het reguliere onderwijs. In een school werkt men van september tot en met juni aan een gelijke-onderwijskansenbeleid. Een tiendaagse zomerschool biedt geen gelijkwaardige oplossing.
Ten tweede doorkruist het plan van minister Weyts een andere discussie die nog volop gevoerd wordt, namelijk die over de spreiding van de schoolvakanties. Als de minister nu de zomerscholen in juli en augustus al structureel verankert, dan hypothekeert hij het verdere verloop van dit debat.
De Vlor is niet tegen zomerscholen op zich, maar vindt dat ze enkel in geval van overmacht mogen georganiseerd worden. In die zin was het verantwoord in 2020 en 2021 zomerscholen te organiseren en kan het ook dit jaar andermaal verantwoord zijn.
Het ware beter de extra middelen die de minister nu uittrekt voor de zomerscholen rechtstreeks aan het reguliere onderwijs toe te kennen.
De Vlor formuleert nog andere opmerkingen. Het is beter te spreken over zomerinitiatieven, want formeel horen de zomerscholen niet bij het onderwijs. Het is bovendien niet realistisch onderwijsdoelen na te streven tijdens een tiendaags zomerinitiatief. Men kan zich ook afvragen of de wet op de privacy niet geschonden wordt als gegevens van leerlingen worden overgemaakt door de reguliere school aan de zomerschool.
Er is eerder nood aan een breed, toegankelijk en kosteloos aanbod van vrijetijdsactiviteiten. Dat kan door het opstarten van zomerinitiatieven, maar ook door bestaande activiteiten laagdrempelig(er) te maken.
Ten slotte pleit de Vlor voor vrijwilligheid. De zomerinitiatieven mogen geen verlenging van de reguliere onderwijstijd voor kwetsbare leerlingen worden. Formele of subtiele druk is uit den boze. Ook voor de volwassenen – vaak leerkrachten – die bij de zomerinitiatieven betrokken zijn, moet absolute vrijwilligheid gelden. Bovendien moet de overheid voor hen een veilig formeel kader uitwerken.
Zomerscholen? Ja, maar...
ACOD Onderwijs heeft het standpunt van de Vlor mee geformuleerd. Wij beklemtonen sterk het vrijwillige karakter van de zomerscholen. Leerkrachten mogen nooit en op geen enkele wijze verplicht worden prestaties te leveren in zomerscholen.
Ook voor de leerlingen geldt dit principe: zij kunnen enkel op vrijwillige basis aan de zomerscholen deelnemen. Alle kinderen, ongeacht hun schoolse vaardigheden of achtergrondkenmerken, hebben recht op vrije tijd en vakantie. Het is onaanvaardbaar dat bepaalde categorieën leerlingen of ouders impliciete dwang voelen om gebruik te maken van het aanbod. Er moet een rijk aanbod zijn van zomerinitiatieven dat voor iedereen toegankelijk is, zonder enige dwang.
Het doel dat minister Weyts nastreeft, bereikt men beter door te investeren in het reguliere onderwijs. Meer middelen voor gelijke onderwijskansen, kleinere klassen en meer (gespecialiseerde) omkadering zijn voorwaarden om tot maximale ontplooiingskansen te komen voor elk kind.
Je vindt de beleidsnota 2019, het rapport van de Commissie Beter Onderwijs (‘Commissie Brinckman’) en het VLOR advies ‘Geen structurele onderwijstijd in de zomervakantie’ op onze website (www.acodonderwijs.be/zomerscholen)
nancy.libert@acod.be