
Hervorming civiele veiligheid
Nieuws donderdag 2 maart 2006
Nog niet voor morgen
Op 20 januari overhandigde de voorzitter van de Commissie Paulus het eindrapport over de hervorming van de Civiele Veiligheidsdiensten aan minister Dewael. De commissie had ongeveer een jaar nodig om tot een tiental aanbevelingen te komen, die de basis zijn voor een hervorming van de niet-politionele veiligheidsdiensten. Het is nu aan de minister en aan het parlement om tot actie over te gaan. Dat blijft echter nog afwachten.
Het standpunt van de minister
Tijdens zijn toespraak naar aanleiding van de overhandiging en de goedkeuring van het rapport stelde de minister dat het uiteraard onmogelijk is nu reeds een antwoord te geven op alle aanbevelingen. Vermits er heel wat parlementair werk verwacht wordt, zullen de eerste ontwerpteksten pas begin 2007 aan het parlement worden voorgelegd, met de bedoeling deze voor het einde van de legislatuur te implementeren. Er dient ten slotte ook rekening te worden gehouden met de gemeenteraadsverkiezingen op 8 oktober. Tegelijkertijd deed de minister een oproep aan de gemeenten om blijvende financiële inspanningen te leveren op het vlak van de budgettaire middelen. Hij poneerde dat ook de federale overheid bereid is hetzelfde te doen. Echt concreet was de minister dus zeker niet. Dit laatste verontrust ons, want met loze beloften staan we nog geen stap verder.
De Vereniging van Steden en Gemeenten stelde ook nog eens dat zij niet zullen opdraaien voor de mogelijke kostprijs van deze hervorming.
De snelste hulp
De Commissie Paulus vertrekt van drie fundamentele uitgangspunten:
- de burger heeft recht op de snelste en meest adequate hulp
- elke burger heeft recht op dezelfde basisbescherming tegen een gelijkaardige bijdrageplicht
- schaalvergroting is noodzakelijk.
Wat de meest adequate hulp betreft vertrekt de commissie van een wetenschappelijke risicoanalyse die opgesteld werd door een consortium van universiteiten. Deze analyse moet leiden tot een geïnformatiseerd model waarmee de snelste en de meest adequate hulp kan worden bepaald om het even waar in België.
Het is nu al duidelijk dat op het vlak van de snelheid van interventies ernaar gestreefd wordt om binnen de 12 à 15 minuten na de oproep ter plaatse te zijn. Wij willen dit streefdoel zeker niet betwisten, integendeel, maar we stellen wel vragen bij de korpsen die enkel werken op basis van vrijwilligers. Zij doen uiteraard hun uiterste best om zo snel mogelijk naar de kazernes te komen en op de plaats van de interventie te zijn. Maar of dit kan binnen een maximum tijd van 15 minuten, lijkt ons een utopie. Volgens ons is dit enkel te realiseren als elk korps beschikt over een basiskader van beroepsbrandweerlieden, die instaan voor de eerste hulp.
Of de gemeenten bereid zijn om een groot aantal vrijwilligers (eind 2004 waren ze in totaal met 11.935) om te vormen tot beroepsmensen, is een andere zaak. Wie zal dit betalen? De gemeenten kreunen nu al dat er geen financiële ruimte is. En ook de federale begroting biedt wellicht geen oplossing voor dit probleem.
Dezelfde bescherming voor iedereen
Hoe de minister het tweede fundamentele uitgangspunt gaat aanpakken, namelijk het recht voor elke burger op dezelfde basisbescherming tegen dezelfde bijdrageplicht, is niet duidelijk. Er bestaat immers nog steeds zoiets als de lokale autonomie. Uiteraard adviseert de commissie als derde punt een schaalvergroting. Dit houdt in dat men met zones zal werken, naar analogie met de lokale politiediensten. Die ervaring leert ons dat het de gemeenten zijn die bijdragen binnen de politiezones. Op de vraag of iedere gemeente voldoende middelen zal investeren voor de brandweerzones, kregen we al het antwoord van de Vereniging van Steden en Gemeenten.
Nieuwe organisatie brandweerdiensten
Hierbij vertrekt men van het principe dat er een uitvoerend niveau is, namelijk de brandweerposten die uitgezet worden op basis van de risicoanalyse. Binnen deze posten moet er een minimale personeelsbezetting zijn van zes personen, die instaan voor de meest adequate en snelste hulp. De aanbeveling voorziet eveneens een organiserend niveau, namelijk de brandweerzones met rechtspositie. Dit niveau bewaakt de kwaliteit van de dienstverlening en staat in voor de organisatie van de posten. Wat betreft de coördinatie van al deze zones (er kunnen er meerdere per provincie zijn) krijgt de provinciegouverneur, als commissaris van de federale regering, een specifieke bevoegdheid.
Het derde niveau is het regelgevende niveau. Het is de minister van Binnenlandse Zaken die instaat voor de uitwerking van de reglementering. Dit laatste is niet nieuw en enkel een bevestiging van de huidige situatie.
Personeelsaangelegenheden
Op het vlak van het personeel wordt er heel weinig concreet geformuleerd. De 6000 beroepsbrandweerlieden en de 12.000 vrijwilligers moeten het stellen met de aanbeveling dat er eindelijk een duidelijke rechtspositie zal worden ontwikkeld. Maar laten we niet wanhopen. De minister kondigde aan dat er zal worden gewerkt op basis van een tweesporenbeleid. Daarbij zal de hervorming een invulling krijgen én aan alle bestaande problemen bij de brandweerdiensten een oplossing gegeven worden.
De vakbonden
Ondertussen nodigde de minister de vakbonden uit voor een eerste gesprek. Dit is nieuw. Reeds maanden vragen we tevergeefs om gehoord te worden in dit dossier of betrokken te worden in de commissie Paulus. Nu hadden we voor het eerst de mogelijkheid te praten over onder meer de pensioenproblematiek, het statuut van het personeel en het dossier risicoberoep. Over deze problemen zal zelfs maandelijks vergaderd worden.
Als sector willen we de overheid de kans geven om deze noodzakelijke hervorming, waarvoor ook wij vragende partij waren, daadwerkelijk in te vullen.
Het feit dat er vandaag onvoldoende garanties op financiële middelen zijn, lijkt ons niet de ideale vertrekbasis. Dat de civiele bescherming als aparte dienst zal blijven functioneren, komt eveneens niet tegemoet aan onze verwachtingen. Bovendien lijkt ons de afwezigheid van de dringende medische hulpverlening in dit dossier een negatief element. Vandaag wordt immers 80% van het dringende ambulancevervoer uitgevoerd door de brandweer.
We willen maximaal participeren in de debatten over deze hervorming, maar zullen niet nalaten kritisch te zijn en tegelijkertijd maximaal de belangen van onze leden te verdedigen.