
Universitair Ziekenhuis Antwerpen: vonnis arbeidsrechtbank toch niet zonder gevolgen
Nieuws dinsdag 3 november 2009
In het najaar van 2005 schreven wij naar de toenmalige verantwoordelijke federale en Vlaamse ministers om te reageren tegen diverse tekortkomingen (lees overtredingen) in verband met de naleving van de wetgeving op het welzijn binnen het Universitair Ziekenhuis Antwerpen. De ene minister antwoordde niet bevoegd te zijn, de andere zou de zaak onderzoeken en een derde antwoordde zelfs helemaal niet. Hieraan ging echter al een lijdensweg vooraf.
Voorgeschiedenis
Ontelbare malen hadden onze plaatselijke militanten reeds opmerkingen geformuleerd in het Comité voor Preventie en Bescherming op het Werk. Verder dan het notuleren in de verslagen en het uiten van beloften gebeurde er echter vrijwel niets.
Zoals de welzijnswetgeving het voorschrijft, dienden we ook een dossier in bij de Technische Inspectie van de Administratie Arbeidsveiligheid van de FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg. Ook daar weinig reactie en geen tastbare resultaten. Rappels bleven zonder positief gevolg.
Uiteindelijk is de directie als werkgever de eerste verantwoordelijke om de welzijnswetgeving na te leven. De UZA-directie werd dan ook geïnterpelleerd over de mankementen. Eind december 2006 werd een ingebrekestelling naar hen verstuurd, maar de reactie daarop voldeed niet.
Spijtig genoeg was er ondertussen geen beterschap in de situatie te bespeuren. Begin 2007 werd het dossier dan ook ingeleid door de ACOD bij de arbeidsrechtbank van Antwerpen. Eind juni 2009 deed de arbeidsrechtbank een uitspraak.
Het vonnis
Tot onze verbazing en ontgoocheling wees de arbeidsrechtbank onze vordering af. Eigenlijk spreekt de rechtbank zich dus niet uit over de grond van de zaak, maar wijst ze de vordering voornamelijk af op basis van een vermeend gebrek aan bewijs en het uitblijven van vaststellingen van inbreuken door de sociale inspectie.
Hoewel het vonnis voor kritiek vatbaar is, zijn de slaagkansen van een procedure in beroep toch zeer gering. Na intern beraad hebben wij dan ook besloten om geen hoger beroep aan te tekenen. We willen onze energie richten op actuele tekortkomingen en indien nodig een nieuw dossier voorbereiden.
Verantwoording gevraagd
Onze militanten binnen het Comité voor Preventie en Bescherming op het Werk blijven op de tekortkomingen hameren. En die hardnekkige syndicale opstelling blijkt eindelijk tot een keerpunt te leiden.
Wij vernamen dat de UZA-directie schriftelijk is geïnterpelleerd door de Dienst Toezicht op het Welzijn op het Werk van de FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg. In hun schrijven stelt die dienst dat naar aanleiding van inspectiebezoeken inbreuken werden vastgesteld op de naleving van de welzijnswetgeving binnen het UZA. Het gaat meer bepaald over de vertrouwenspersoon en de onafhankelijkheid van de preventieadviseurs. De directie van het UZA wordt uitgenodigd om zich daaromtrent te verantwoorden. In deze brief wordt expliciet verwezen naar het vonnis van de arbeidsrechtbank. Ondanks de afwijzing van de vordering heeft het vonnis dan toch het raderwerk mee in beweging gebracht.
Het is nu afwachten hoe dit dossier verder ontwikkelt. We volgen de evolutie nauwgezet en blijven vechten voor veilige, gezonde arbeidsvoorwaarden binnen het UZA.
Hilaire Berckmans