
Kick-off intersectorale toegangspoort of tijd voor herwerkte versie?
Nieuws woensdag 2 maart 2011
Op 15 en 16 december sprak de minister, in bijzijn van zijn hoogste ambtenaren, in Gent en Antwerpen de hulpverleners toe die betrokken zijn bij de integrale jeugdhulpverlening. Na 10 jaar is er een nieuwe kick-off voor dit project. Wat een nieuwe start had moeten zijn, werd echter een anticlimax.
Coördinatoren en teamverantwoordelijken kregen niets nieuws te horen en dezelfde vragen bleven nog steeds onbeantwoord. Dit alles getuigde van weinig respect voor de kennis van de veldwerkers, temeer omdat na tien jaar praten men blijkbaar geen enkele wijziging heeft aangebracht aan het oorspronkelijk concept. Het enige belangrijke nieuwsfeit was dat de nieuwe toegangspoort onder auspiciën komt van het Agentschap Jongerenwelzijn. Deze jarenlange belangenstrijd werd eindelijk door de minister beslecht.
Nog heel wat vragen
Steeds dezelfde vragen blijven onbeantwoord:
- waarom blijft men opteren voor een complexe bureaucratische structuur, die hulpverleners te veel reduceert tot administratieve bedienden, en niet-mondige en weinig weerbare cliënten in de kou dreigt te laten staan?
- waarom wordt er geen taal gesproken die de hulpverleners kunnen verstaan, laat staan de hulpvragers?
- hoe kan er voor gezorgd worden dat centra voor leerlingenbegeleiding, centra voor geestelijke gezondheidszorg en centra voor kind- en gezinszorg, gebundeld in de zogenaamde netwerken rechtstreeks toegankelijke hulpverlening, echt hun rol kunnen spelen?
- is er al ooit een kosten-batenanalyse van dit project gemaakt? Er komen nog aanzienlijke meerkosten zoals bijvoorbeeld het op elkaar afstellen van de informatica van de verschillende sectoren en het noodzakelijk versterken van de centra voor leerlingenbegeleiding voor hun bijkomende taken, vooral op het vlak van indicatie.
- komen de geplande investeringen van het perspectiefplan niet in het gedrang? Te verwachten valt dat er de komende jaren immers zeer weinig budgettaire ruimte zal zijn.
- wat is de rol van het zogenaamd bureau maatschappelijke noodzaak? Een administratief doorgeefluik of een hulpverleningsdienst?
- waar is er plaats voorzien binnen dit project voor de broodnodige trajectbegeleiding?
- wat met de noodzakelijke inbreng van de kinderpsychiatrie?
- hoe zal de samenwerking zijn met de jeugdmagistratuur? Komen er niet meer aanmeldingen rechtstreeks bij het parket om zo omslachtige procedures te vermijden?
- hoe zal men opnieuw een echt draagvlak creëren voor dit project bij de veldwerkers?
Goede intenties Vlaams parlement
Willen we werk maken van een haalbare toegangspoort, dan dienen we te vertrekken van de terechte bezorgdheden van het Vlaams parlement, die aan de basis liggen van dit project. We moeten ook leren uit de geschiedenis: wat liep er mis en welke lessen trekken we daaruit?
Grosso modo had het parlement twee bekommernissen:
- de verkokering tussen de verschillende sectoren tegengaan. Hulpverlening was te veel afhankelijk van toevallige factoren, was te aanbodgericht en te weinig contextgericht.
- er waren veel bezorgdheden rond een kwalitatieve indicatie.
Het klinkt misschien tegenstrijdig, maar wij denken dat men het te goed wou doen. Het model van onze noorderburen werd naar Vlaanderen overgenomen en men had de intentie om dit model van onderuit te laten dragen. Managementteam en stuurgroepen staken van wal. Van dan af is er eigenlijk - men moet daar eerlijk in zijn - een niet aflatende belangenstrijd ontstaan tussen de verschillende sectoren, die elk hun invloed wilden behouden en zo mogelijk vergroten. De rol van de overheidsdiensten in de jeugdzorg werd achter de schermen sterk in vraag gesteld, kortom het hek was van de dam. Te veel aandacht ging naar de eigen positie in plaats van te focussen op de hulpvrager. De eindeloze modulering had dan wel het voordeel dat de voorzieningen meer gingen reflecteren over hun werking, maar vaak bleef het bij oude wijn in nieuwe zakken.
Verschillen in complexiteit
Men wou het (te) goed doen, maar men heeft het te groots aangepakt. De bureaus voor bijzondere jeugdbijstand en de provinciale evaluatiecommissie van het Vlaams Fonds doen samensmelten, is een waterhoofd creëren. Er is immers een wezenlijk verschil in de aanpak van de hulpvraag van een kind dat seksueel misbruikt is binnen zijn eigen context, of van ouders die voor hun zwaar mentaal gehandicapt kind opvang zoeken als zij de zorg niet meer aankunnen. Beide vragen hebben een existentiële waarde, maar er zijn duidelijke verschillen in complexiteit. Specifieke deskundigheid is aangewezen. Een aanvraag voor bijvoorbeeld een elektrische scootmobiel kan schriftelijk worden beantwoord na voorlegging van de nodige medische attesten. Een antwoord geven op een complexe problematische situatie kan vaak alleen maar na intensief overleg tussen alle partijen en dient vooral te gebeuren op basis van dialoog. Dit is dé achillespees van het voorgestelde model: het is te veel op 'papieren' beslissingen gebaseerd.
Voorstellen ACOD
De provinciale toegangspoort met professionele gemandateerden dient zich te richten tot de huidige voorzieningen bijzondere jeugdzorg en de voorzieningen Vlaams Fonds die overlappend zijn. De observatie- en behandelingscentra en de medisch pedagogische instituten categorie 14 dienen onder deze toegangspoort te vallen. De provinciale evaluatiecommissie binnen het Vlaams Fonds dient behouden te blijven voor alle voorzieningen die specifiek op handicap zijn gericht. Voor de voorzieningen die kinderen met een handicap type 1 opvangen, moet een dubbele erkenning mogelijk worden. Dit bestaat nu al bij de enkele medisch pedagogische instituten van de overheid.
De diensten die deel uitmaken van het netwerk rechtstreeks toegankelijke hulpverlening kunnen een beroep doen op hulpaanbod zoals dit nu bestaat binnen de bijzondere jeugdzorg, als het gaat om een kortdurende vorm van ambulante hulpverlening.
Wanneer er geen garantie is van medewerking en continuïteit, of er moet een langdurig ingrijpende vorm van hulpverlening worden georganiseerd, dan dient men een beroep te doen op wat wij het Comité Jongerenwelzijn noemen. Dit comité heeft drie deeltaken:
- advies en bemiddeling om de bestaande hulpverlening terug op gang te trekken.
- trajectbegeleiding bij ingrijpende en niet-vrijblijvende hulpverlening. Bijvoorbeeld een uithuisverblijf dat in een Centrum voor Kinderzorg en Gezinsondersteuning langer duurt dan drie maanden, lijkt wenselijk voor een aanmelding bij het Comité Jongerenwelzijn.
- sluitstuk van de niet-gerechtelijke hulpverlening.
Van essentieel belang is dat de aanmelding bij de toegangspoort gebruiksvriendelijk is, onafgezien of de aanmelding gebeurt door de diensten uit het netwerk of het Comité Jongerenwelzijn. Die aanmelding kan gebeuren door een eenvoudig formulier. Indien de hulpverlener door de toegangspoort wenst gehoord te worden, volstaat ook een eenvoudig formulier. Het overleg met de toegangspoort wordt echter genotuleerd. Het is belangrijk dat de toegangspoort de bevoegdheid krijgt om verdere indicatie te vragen indien nodig en dat kinderpsychiatrie als externe deskundige kan worden ingeschakeld. Pas als de hulpverlener oordeelt dat een mondeling overleg niet noodzakelijk is, kan hij opteren voor een functioneel verslag. Het gaat hier dan wel om open verslaggeving ten aanzien van de hulpvrager. De toegangspoort blijft de mogelijkheid hebben om de hulpverleners alsnog uit te nodigen. Hierdoor komt het hoofdaccent op de dialoog te liggen.
Binnen de toegangspoort dient men eindelijk korte metten te maken met de instandhouding van twee teams, dus geen indicatie- of toewijzingsteam meer maar één team. Dit onderscheid is misschien theoretisch juist, maar gelet op de wachtlijsten is het virtueel, bureaucratisch en zeer moeilijk uit te leggen aan de hulpvrager. Het is wel belangrijk dat er een vertegenwoordiging is van de Centrale Wachtlijst binnen de toegangspoort om een realistisch beeld te krijgen van de hulpverleningsmogelijkheden.
Wat de samenwerking met de magistratuur betreft, dient er op het niveau van de parketten werk gemaakt te worden van een nationale jeugdmagistraat, om zo tot een meer eenvormig beleid te komen. Jeugdrechters moeten in hun vonnis motiveren waarom er geen advies gevraagd wordt aan de nieuwe toegangspoort, wanneer zij dit - bijvoorbeeld in dringende situaties - niet raadzaam vinden.
Rest nog de bekommernis van een kwalitatieve indicatie. Dit kan maar door echt te investeren in de Multi Disciplinaire Teams, en bijgevolg beduidend meer armslag te geven aan de centra voor leerlingenbegeleiding en de kinderteams centra geestelijke gezondheidszorg. Daarnaast dienen de bestaande onthaal- en oriëntatiecentra hervormd te worden met binnen dezelfde setting twee teams, namelijk ambulante en residentiële met een aangepaste reglementering.
Tot slot menen wij dat als eenmaal de nieuwe toegangspoort geïnstalleerd is - hopelijk in een vernieuwde versie - het bestaande managementteam best hervormd wordt in een permanente evaluatiecommissie met plaats voor meer hulpvragers en veldwerkers.
Deze nota kwam tot stand vanuit een eerlijke bekommernis dat het voorgestelde concept niet alleen onbetaalbaar is, maar vooral te bureaucratisch. Het is niet in het belang van de hulpverlener én van diegene waar het echt om gaat, namelijk de hulpvrager. We zijn niet tegen verandering, maar verandering moet wel een verbetering zijn en geen verarming van de functie. Verandering mag niet ten nadele zijn van de arbeidsvreugde, het welzijn van de hulpverlener en van de hulpvrager.
ACOD-afgevaardigden van de Afdeling Preventie en Verwijzersbeleid, Hilaire Berckmans