
Openbare ziekenhuizen in het ziekbed
Nieuws woensdag 3 mei 2006
Een jaar na het afsluiten van het meerjarenplan voor de gezondheidssector blijft er onduidelijkheid bestaan over de uitvoering en de financiering van een aantal maatregelen, die nu al ongeveer een half jaar moesten worden toegepast. Alle acties ten spijt, komt er dus weinig schot in de zaak en blijft onzekerheid troef. Bovendien is dit niet de enige kwaal waarmee het personeel en de vakbonden voortdurend te kampen hebben.
Fusies alom, maar weinig informatie
De openbare ziekenhuissector wordt de laatste jaren geteisterd door fusies en samenwerkingsovereenkomsten allerhande. In deze operaties blijft in het beste geval het openbaar ziekenhuis als partner in een autonome vereniging bestaan, maar in het slechtste geval wordt het geprivatiseerd. Dat betekent nog meer onduidelijkheid voor het personeel dat bekommerd is over een blijvend kwalitatieve zorg voor de patiënt. Terwijl verpleeg- en zorgkundigen zich onder steeds toenemende werkdruk concentreren op hun kerntaak, spelen er zich op de achtergrond scenario's af die hoofdzakelijk door economische of politieke motieven zijn ingegeven. Meestal is bij dit alles het personeelslid enkel lijdend voorwerp en volgt er pas informatie als alles ongeveer rond is. In Oost-Vlaanderen alleen al werden vijf grote ziekenhuizen in de periode 1998- 2006 met het fusiespook geconfronteerd. In Aalst, Gent, Ronse, Lokeren en binnenkort Sint-Niklaas was het personeel geen vragende, en zeker geen tevreden partij.
Iedereen is de dupe
Zelfs in het beste geval zit er geen verbetering in voor de situatie van personeelsleden. Bij dergelijke fusies is er meestal een zwakke partner die zich moet aanpassen aan het grotere broertje en gaat het uiteindelijk om minder gunstige voorwaarden die te maken hebben met centen.
Voor contractuelen is de sleutelboodschap bij dit soort operaties werkzekerheid: de nieuwe werkgever neemt alle personeelsleden over. In een periode van overbevraging naar verplegenden en verzorgenden is dit uiteraard een aantrekkelijk gegeven. Voor het logistiek en administratief personeel liggen de zaken echter anders: men kan blijven werken, maar waar en in welke omstandigheden is nog de vraag. Bovendien vergeet men er vaak bij te vertellen dat die werkzekerheid niet onbeperkt in tijd is en dat barema's in de openbare en de privésector verschillen.
Statutairen hebben op het eerste gezicht niets te vrezen. Zij worden immers met de magische formule 'met behoud van rechten' overgedragen aan de nieuwe entiteit. Maar na verloop van tijd blijkt soms dat deze goed-nieuws-show niet helemaal beantwoordt aan wat de personeelsleden ervan verwacht hadden. Daarbij is er zowel het probleem van de overdracht, maar ook van de inhoud van het begrip 'behoud van rechten'.
De scenario's
Personeelsleden van een OCMW dat deelgenoot wordt in een ziekenhuisvereniging kunnen worden overgedragen naar een nieuwe vereniging met behoud van bezoldiging en geldelijke anciënniteit volgens de regels van het statuut dat vóór de overname van toepassing was. Het wordt al iets moeilijker wanneer OCMW-personeelsleden ter beschikking worden gesteld van de nieuwe vereniging, want dan is er immers onenigheid over de mogelijkheid van langdurige terbeschikkingstelling van statutair personeel. En het zit helemaal fout wanneer, met het oog op die terbeschikkingstelling van het statutaire personeel aan de nieuwe werkgever, er een openbare vereniging in het leven wordt geroepen die verder geen enkel ander doel heeft.
De zaak Overo
Dit laatste gebeurde bijvoorbeeld met de oprichting van de Openbare Vereniging Ronse (Overo). In 2002 stapte het OCMW van Ronse uit de AV Aurora om onmiddellijk toe te treden tot een vereniging met de VZW Werken Glorieux. De statutaire personeelsleden werden niet vanuit het OCMW ter beschikking gesteld aan de nieuwe werkgever, maar wel vanuit Overo. Niettegenstaande het motief voor de oprichting van de vereniging strijdig was met de wettelijke bepalingen, kreeg dit toch de goedkeuring van de toenmalige minister.
Een aantal statutaire personeelsleden werd door een vakbond overgehaald om tegen de zaak beroep aan te tekenen bij de Raad van State. Zij deden dit zonder goed te weten waaraan zij begonnen. Indien zij gelijk krijgen, betekent dit dat zij hun statuut en hun graad van het ogenblik van de overdracht in 2002 terugkrijgen. Voor enkelen is dit een verbetering, voor anderen is dit terug naar af. Bovendien gaat deze operatie gepaard met het verlies van de pensioenrechten die in die periode ten onrechte werden opgebouwd door betalingen aan de RSZ.
De juiste keuze
De vraag is of men als vakbond de leden een goede dienst bewijst door op een halsstarrige wijze het eigen gelijk te bewijzen tegenover politici die niet correct hebben gehandeld. ACOD deelde de visie dat de oprichting van Overo, met als enig doel de pseudo legalisering van de personeelsoverdracht naar de VZW, geen koosjere zaak was. De goedkeuring van de opgezette constructie door de toezichthoudende overheid, maar ook de vraag van de personeelsleden naar rust in een buitengewoon onstabiele periode, hielden ons tegen de stap te zetten naar de Raad van State. Zelfs nu, ongeacht het verslag van de auditeur, menen we dat we de beste keuze hebben gemaakt voor onze leden. Wij hebben geprobeerd op een constructieve manier maximaal de rechten van iedereen te verdedigen, maar wel met respect voor de keuze van het personeelslid. Het behoud van werk in de eigen regio en de financiële zekerheid waren voor veel mensen meer waard dan het onzekere einde van een schadeclaim in een blijvend onrustig klimaat.