
Gevraagd: pensioenrechten voor precaire personeelsleden
Nieuws vrijdag 30 mei 2008
Zowel bij de federale overheid, als bij de andere overheden zijn er vandaag nog ambtenaren aan de slag die in de periode 1970 tot begin 1980 met een precair statuut werkten als tewerkgestelde werkloze (TWW), bijzonder tijdelijk kader (BTK) of derde arbeidscircuit (DAC). Dit geeft problemen in verband met het pensioen.
Een deel van deze precaire personeelsleden nam deel aan VWS-examens, slaagde en werd vervolgens in statutair dienstverband aangeworven. Voor de berekening van het overheidspensioen is onder meer de dienstanciënniteit bepalend en daar wringt nu het schoentje. Tijdens de periode van precaire tewerkstelling werden de lonen betaald door de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening. Noch door de RVA, noch door de tewerkstellende overheid werden echter bijdragen afgehouden voor het overheidspensioen.
In de praktijk betekent dit dat deze personeelsleden tot driemaal toe financieel worden getroffen:
- gedurende de periode van precaire tewerkstelling werden zij bezoldigd aan de basiswedde van de overeenstemmende graad.
- de jaren van precaire tewerkstelling (voor sommigen is dit tot 15 jaar!) worden niet in aanmerking genomen voor de berekening van het rustpensioen van de overheid.
- door de geringere dienstanciënniteit valt de pensioenberekening sowieso lager uit.
Aangezien de overheidspensioenen een federale materie zijn, komt deze problematiek op de agenda van het onderhandelingscomité A. Aan de ACOD-onderhandelaars werd door de sector Overheidsdiensten gevraagd om dit item te bespreken in het kader van het intersectoraal eisencahier 2007-2008. De betrachting is om een gelijkstelling of assimilatie te verkrijgen van de periode die statutaire personeelsleden hebben gewerkt met een precair statuut.
Richard De Winter