
Uitzendarbeid bij de Vlaamse overheid: slecht voor het personeel, slecht voor de burger
Nieuws woensdag 1 februari 2017
De Vlaamse Regering wil uitzendarbeid bij de overheid. Welke argumenten haalt ze daarvoor aan? Wat zijn de consequenties?
Op basis van een conceptnota die door de Vlaamse Regering werd goedgekeurd op 29 januari 2016 en nadien een advies van zowel de ACOD op 16 maart, als van de SERV op 21 maart 2016, keurde de Vlaamse Regering op 2 december 2016 een voorontwerp van decreet goed rond de invoering van de uitzendarbeid bij onder andere de Vlaamse overheidsdiensten. Op het Hoog Overlegcomité van 9 januari 2017 werd het voorontwerp van decreet ter overleg op de agenda gezet. De ACOD gaf daar aan hoegenaamd geen voorstander te zijn van uitzendarbeid in de openbare sector.
Waarom wil de Vlaamse Regering meer uitzendarbeid?
De Vlaamse Regering stelt sneller, flexibeler en soepeler te kunnen aanwerven. Dat zou voordelig zijn voor de collega’s van een personeelslid dat plots wegvalt. De werkdruk zou zo verminderen en bovendien zouden ook mensen uit kansengroepen extra kansen krijgen.
De echte reden waarom de Vlaamse regering en overheid gebruik wil maken van uitzendarbeid is volgens de ACOD duidelijk. Het maakt een snellere aanwerving mogelijk doordat de overheid zelf geen prospecties meer moet verrichten. Het geeft ook een grotere soepelheid (bijvoorbeeld uitzendkrachten die niet voldoen, kunnen zonder kosten voor de overheid snel en efficiënt worden vervangen) en de overheid is bij uitzendarbeid ook geen ontslagvergoeding meer verschuldigd, aangezien uitzendkrachten bij arbeidsovereenkomst verbonden zijn aan het uitzendbureau en niet aan de overheid. Er zijn dan ook geen loonkosten inzake afwezigheden ingevolge ziekte of arbeidsongeval.
Maar de Vlaamse Regering zou best toegeven dat uitzendarbeid een fors hogere kostprijs heeft dan contractuele tewerkstelling, bovendien komt er 21 procent btw bovenop en het uitzendkantoor factureert onder andere ook de kosten van selectie en werving en de kosten van de personeelsadministratie.
Welke mogelijkheden bestaan er nu al?
Deze Vlaamse Regering maakte van meet af aan duidelijk dat ze uitzendarbeid in de openbare sector op een veel bredere manier wou mogelijk maken. Dat blijkt uit het Vlaams regeerakkoord, de beleidsnota Bestuurszaken en de beleidsnota Binnenlands Bestuur. Het juridisch kader geeft nu al de mogelijkheid om uitzendarbeid onder bepaalde voorwaarden in te voeren:
- De Bijzondere Wet van 8 augustus 1980 verleent aan de Gemeenschappen/Gewesten de bevoegdheid om de procedures, voorwaarden en regels vast te stellen voor de inschakeling van uitzendarbeid in de onder hen ressorterende overheidssector. Ze moeten hierbij wel het arbeidsrecht respecteren.
- Uitzendarbeid wordt op dit ogenblik geregeld door de wet van 24 juli 1987 betreffende de tijdelijke arbeid, de uitzendarbeid en het ter beschikking stellen van werknemers ten behoeve van gebruikers (Uitzendarbeidswet of UAW).
Wat wil de Vlaamse regering nog meer?
De Vlaamse Regering wil nu ook volgende mogelijke vormen van uitzendarbeid mogelijk maken:
- De tijdelijke vervanging van een contractueel personeelslid van wie de arbeidsovereenkomst is geschorst.
- De tijdelijke vervanging van een contractueel personeelslid van wie de arbeidsovereenkomst is geëindigd.
- De tijdelijke vervanging van een contractueel personeelslid met deeltijdse loopbaanonderbreking.
- De tijdelijke vervanging van een ambtenaar die zijn ambt niet of slechts deeltijds uitoefent.
- De tijdelijke vermeerdering van het werk.
- Uitzonderlijk werk (staat in het ontwerpdecreet Vlaamse Regering in afwachting van een omschrijving wat uitzonderlijk werk betekent).
- De tewerkstelling in het kader van een door het Gewest erkend tewerkstellingstraject.
- De tewerkstelling met het oog op ‘instroom’ (neemt de Vlaamse Regering niet over in het ontwerpdecreet).
- Artistieke prestaties.
Waarop moet gelet worden?
- De Gemeenschappen/Gewesten moeten rekening houden met de Europese regelgeving inzake uitzendarbeid. De Europese richtlijn 2008/14 (artikel 4) zegt dat geen reglementaire beperkingen of verboden op het gebruik van uitzendarbeid mogen worden ingesteld, tenzij die kunnen worden gegrond op een algemeen belang. Een reglementaire inperking van de vormen van uitzendarbeid die voor de overheidssector toegankelijk worden gemaakt, kan bijgevolg alleen als het algemeen belang wordt aangetoond.
- De Gemeenschappen/Gewesten hebben geen bevoegdheid om zelf vormen toe te voegen aan de arbeidsrechtelijk bepaalde lijst, maar zijn wel bevoegd om van de procedures, voorwaarden, duur en regels af te wijken en zelf anders te bepalen.
- De procedures, bepaald in cao 108, kunnen volgens de regering niet worden gekopieerd, omdat de openbare sector niet werkt met vakbondsafgevaardigden en een ondernemingsraad.
De ACOD gaat hier niet mee akkoord. De procedure die voor de privésector is opgenomen in cao 108 van 16 juli 2013 (onder meer voorafgaand akkoord vakbondsafvaardiging) wil de regering niet gebruiken bij de overheidsdiensten. Het syndicaal statuut zou niet van toepassing zijn inzake uitzendarbeid omdat uitzendkrachten geen personeelsleden zijn van de Vlaamse overheid, zo zegt de regering. Ook deze zienswijze en interpretatie van de regering betwisten wij.
- Men wil voorzien in een specifieke overlegprocedure met de representatieve vakbonden: het hoofd van de Vlaamse overheidsdienst moet vooraf overleggen met de representatieve vakorganisaties in welke van de gevallen een beroep zal worden gedaan op uitzendarbeid. Dit overleg gebeurt in principe eenmalig, voorafgaand aan de invoering van uitzendarbeid op initiatief van het hoofd van de entiteit. Concreet houdt dit overleg in dat er een inhoudelijke discussie wordt gevoerd over de gevallen en de omstandigheden, waarin een beroep zal worden gedaan op uitzendarbeid. Dit overleg resulteert in een niet-bindend advies aan het hoofd van de entiteit. Het hoofd van de Vlaamse overheidsdienst beslist dan na het voormelde overleg met de representatieve vakorganisaties in welke van de gevallen en voor welke functies een beroep zal worden gedaan op uitzendarbeid. Daarnaast geeft het hoofd van de Vlaamse overheidsdienst of zijn gemachtigde vooraf kennis aan de representatieve vakorganisaties van de gevraagde indienstnemingen van uitzendkrachten. Het hoofd van de Vlaamse overheidsdienst bepaalt de nadere praktische regels hiervoor (onder meer wanneer en hoe de kennisgeving gebeurt).
Wat is het advies van de SERV?
De SERV werd het niet eens over de wenselijkheid van de invoering van uitzendarbeid in de Vlaamse overheidsdiensten (en lokale besturen). De werkgeversorganisaties gaan wel akkoord met uitzendarbeid in de Vlaamse overheidsdiensten (en lokale besturen). Zij wensen ook uitzendarbeid bij het onderwijs. De werknemersorganisaties gaan niet akkoord met de uitbreiding van uitzendarbeid naar de Vlaamse overheidsdiensten (en lokale besturen) en dit op basis van de volgende argumenten.
Ze stellen dat de overheid reeds voldoende mogelijkheden heeft om af te wijken van de statutaire tewerkstelling met het oog op uitzonderlijk werk en flexibiliteit. De stijgende flexibiliteit zet de onafhankelijkheid van ambtenaren onder druk die wordt gewaarborgd door het statuut. Een groot personeelsverloop doet mogelijks afbreuk aan de kwaliteit van de dienstverlening. Ten slotte stellen ze dat uitzendarbeid zonder perspectief op werkzekerheid ongelijkheid in de hand werkt.
Indien de politieke keuze wordt gemaakt om uitzendarbeid bij de Vlaamse overheidsdiensten (en lokale besturen) in te voeren, adviseert de raad dat er voor de motieven vervanging wegens beëindiging en tijdelijke vermeerdering van werk en uitzonderlijk werk in overleg met de sectorale sociale partners wordt vastgesteld hoe cao 108 correct kan worden toegepast in de Vlaamse overheidsdiensten (en lokale besturen). Er dient voor elk van de artikels in cao 108 te worden nagegaan hoe de toepassing in de openbare sector kan worden uitgewerkt. Dit evenwel door ook rekening te houden met de eigenheid van de openbare sector.
Andere items die de Raad weergeeft: de maximale tijdsduur, de definitie van uitzonderlijk werk, uitsluiting van het motief instroom, procedure steeds in onderhandeling met de sectorale sociale partners, de kostprijsbepaling, de rol van de sociale inspectie, …
Volgende maand: het uitgebreide standpunt van de ACOD.
Chris Moortgat