“We moeten stoppen te denken dat onze pensioenen een gat in de begroting zullen slaan”

 


Interview met Patrick Deboosere

 

Is het correct dat we langer moeten werken omdat we langer leven? En zal dat voldoende zijn om onze pensioenfactuur te betalen? We vroegen het aan professor Patrick Deboosere, demograaf verbonden aan de VUB. In zijn nieuwe boek ‘Lang leve de vergrijzing’ maakt hij komaf met enkele populaire vergrijzingsmythes en zet hij de puntjes op de ‘i’.

 

  • Om onze pensioenen betaalbaar te houden, moeten we langer werken. Dit kan ook, aangezien onze levensverwachting stijgt en we dus ouder worden. Dat is tenminste wat de meeste politieke partijen beweren. Is dit een correcte analyse?

 

Patrick Deboosere: “Neen. We slagen er steeds beter in om alle vroegtijdige sterfte uit te schakelen. Meer mensen worden oud en het aantal ouderen in de bevolking neemt dus toe. Dat noemen we vergrijzing van de bevolking. Historisch waren er altijd ongeveer 6% 65-plussers. Vandaag zijn er 19,5% 65-plussers in België. Vrijwel iedereen krijgt nu kans op een lang leven vanaf de geboorte en daardoor neemt onze levensverwachting toe.”

 

  • Worden we dan ook allemaal ouder?

 

Patrick Deboosere: “Dat is niet het geval. We worden niet ouder, wel worden we bijna allemaal oud. De kans dat je 85 of 90 wordt is aanzienlijk toegenomen. Maar een bouwvakker of een onderwijzer van 65 jaar vandaag is nog altijd even oud als 20 of 30 jaar geleden. Het verouderingsproces is echt niet veranderd. Zeggen dat we allemaal ouder worden is jonge mensen de illusie geven dat aangezien ze toch ‘langer zullen leven’ ze ook langer aan het werk kunnen blijven. De ‘vergrijzingstsunami’ zou onze pensioenkost anders onbetaalbaar maken.”

 

  • Is dat probleem er dan niet? Zijn de pensioenkosten van deze groeiende groep gepensioneerden te betalen?

 

Patrick Deboosere: “Het verleden leert ons dat onze economie perfect dergelijke extra kosten kan opvangen. Het aandeel 65-plussers zal nog stijgen naar 24,5% in 2040. Daarna blijft dat percentage stabiel tot 2070. Als onze economie in het verleden een stijging naar 19,5% 65-plussers heeft kunnen dragen, waarom zou de stijging naar 24,5% dan onmogelijk zijn? Vergeet niet dat onze economie sinds de jaren ’60 ook nog een andere extra kost op zich heeft genomen: de studerende jongeren. In de jaren ’60 begonnen mensen gemiddeld op hun 16 jaar te werken, maar nu volgt meer dan de helft van de jongeren hoger onderwijs en is de gemiddelde leeftijd waarop men op de arbeidsmarkt komt 22 jaar. In termen van economische afhankelijkheid evenaart dit de komende vergrijzing.”

 

  • Waar halen we dan het geld om dit alles te financieren?

 

Patrick Deboosere: “Het hangt allemaal af van de begrotingskeuzes die je maakt. De groep ouderen neemt de komende decennia toe en dat betekent een extra pensioenkost die zal oplopen in 2040 tot ongeveer 4% van het bruto binnenlands product (bbp, nvdr), dus wat onze economie in één jaar produceert. Dit is een geleidelijke toename over een periode van twintig jaar. Bedenk dat de zogenaamde taxshift, die eigenlijk een taxcut was, ons 2% van het bbp kost. En dat de notionele interest in 2012 een geschenk was van 1,5% van het bbp. Dat zijn enorme bedragen die uit de begroting verdwijnen, nu al, jaar na jaar. Trouwens, we moeten stoppen te denken dat het betalen van pensioenen een gat slaat in de begroting. Het pensioen dat je uitbetaalt, vloeit immers terug naar de economie en dus naar de begroting, aangezien mensen het gebruiken om te consumeren. Daarom ook dat het verhogen van de pensioenleeftijd slechts een marginale besparing met zich meebrengt. De koppeling van de pensioenleeftijd aan de levensverwachting zou volgens de Oeso tegen 2070 slechts een besparing opleveren van 1,1% van het bbp.”

 

  • Waarom is dit optimisme, dat het mogelijk is om onze vergrijzing te betalen, verdwenen?

 

Patrick Deboosere: “Ook in het verleden zijn er altijd mensen geweest die beweerden dat de vergrijzing onbetaalbaar was. In 1936 was dat al de stelling van de beroemde Franse demograaf Alfred Sauvy. De fout die men maakt is enkel te kijken naar de demografie en te onderschatten dat ook de economie vooruitgaat. De vraag is dus vooral waarom dat dit nu overal wordt opgepikt. Dat is de zoektocht in het tweede deel van mijn boek. En dan merk je dat de kern een fundamentele verschuiving is in het economisch denken. We zijn van een Keynesiaans economisch denken overgegaan naar een neoliberaal economisch denken. Dat is een wereld van verschil. In sommige landen ging dat met een clash, zoals in de VS of UK. In Europa gebeurde dat in de meeste landen geleidelijk, maar in vrijwel alle politieke partijen van ons land is dat neoliberaal denken beginnen doorsijpelen.”

 

  • Wat is het grote verschil tussen beide?

 

Patrick Deboosere: “Keynes economisch denken wilde een antwoord bieden op de grote economische krisis van de jaren dertig. Keynes dacht vanuit de vraag: de economie wordt gestimuleerd vanuit de behoeftes van de mens. De economie stimuleer je door lonen, werkloosheidsuitkeringen en pensioenen die voldoende hoog zijn. Doordat de burgers koopkracht hebben, consumeren ze en zorgen ze voor economische groei. In het geval van recessies kan de overheid die rol overnemen, door bijvoorbeeld investeringen in openbare werken. Keynes stelde het kapitalisme zelf niet in vraag, maar zijn theorie vormde de logische basis voor de welvaartstaat en een sterke sociale zekerheid. Het neoliberalisme draait alles op zijn kop: niet de vraag maar het aanbod staat centraal. Die stelt dat als er voldoende aanbod is, de economie zal groeien. Dit betekent: zorg voor voldoende arbeidskrachten en voldoende kapitaal en neem zoveel mogelijk regulering bij beide weg. Je kent het wel: flexijobs, activering en verhoging van de pensioenleeftijd en deregulering van kapitaalmarkten en verlaging van de belastingen vooral voor de bedrijven en de hoogste inkomens.”

 

  • Hoe is die ommekeer tot stand gekomen?

 

Patrick Deboosere: “Tijdens de crisis van de jaren ’30 hebben de superrijken in de VS nooit de “New Deal” van president Roosevelt aanvaard. Van meet af aan begonnen ze tegen de regulering en de eerste voorzichtige stappen van sociale zekerheid te lobbyen. Na de Tweede Wereldoorlog hadden ze niet veel succes. Integendeel, voor de heropbouw werden zelfs in de VS marginale belastingsvoeten ingevoerd voor de hoogste inkomens van meer dan 90%. Maar geleidelijk aan is de invloed van het neoliberalisme vooral in de internationale organen dominant geworden en in politiek en media doorgedrongen. De manier waarop illustreer ik in mijn boek met concrete voorbeelden.”

 

  • Is het neoliberalisme ook verantwoordelijk voor de negatieve manier waarop de overheid en de openbare diensten tegenwoordig worden voorgesteld?

 

Patrick Deboosere: “Het huidig economisch denken plaatst de overheid buiten de economie, alsof die enkel maar parasiteert op de economie. Soms verwijst men naar het verschil tussen Nederland en België. Het totale overheidsbudget met inbegrip van de sociale zekerheid bedraagt in België ruim 44% van het bbp en in Nederland slechts 38,8%. Nederland zou dus functioneren met vele miljarden minder. Men vergeet echter dat Nederland een deel van haar sociale zekerheid uit de begroting heeft gehaald door de privatisering van de pensioenen en zelfs van een deel van de gezondheidszorg. De private uitgaven voor sociale zekerheid zoals remgeld en hospitaalverzekeringen bedragen in België 1,9% van het bbp. In Nederland bedragen de private kosten voor sociale zekerheid niet minder dan 13,4% van het bbp. Dat is misschien geen kost meer voor de overheid en de begroting, maar de Nederlandse burgers blijven wel verplicht om een pensioen- en gezondheidsverzekering te nemen. Zij moeten evenveel of zelfs meer afdragen dan vroeger en hebben bovendien keuzestress omdat ze zelf de markt moeten afschuimen. Is dat dan beter?”

 

  • Het neoliberalisme schermt met de idee dat alles wat de privé doet goed is en wat de overheid doet slecht is.

 

Patrick Deboosere: “Men vergeet dat de overheid ook voor welvaart zorgt. Onderwijs en infrastructuur zijn bijvoorbeeld essentieel voor de productiviteit. Het neoliberalisme is in wezen een extreme ideologie die alle heil zoekt in het marktdenken. Onze economie evolueert. Door technologische innovatie worden we steeds productiever. In het verleden hebben we dat omgezet in meer welvaart en meer vrije tijd – dit waren steeds de strijdterreinen van de arbeidersbeweging. Waarom zou die verbetering ten goede van de mens nu moeten stoppen?”