Afslanking van de provincies: de Vlaamse regering weet niet goed wat ze wil


De provincies oefenen niet langer persoonsgebonden bevoegdheden uit. Alle bevoegdheden die hen door sectorale decreten waren toegewezen en ook de personeelsleden die actief zijn in die beleidsdomeinen, worden overgeheveld naar de Vlaamse overheid of naar de gemeenten. Wat zijn de gevolgen en hoe moet het nu verder?

Tot voor kort overzagen de provincies tal van persoonsgebonden bevoegdheden. Denk maar aan het stimuleren en subsidiëren van een lokaal sportbeleid, de ondersteuning van het lokaal jeugdbeleid en de bepaling van het provinciaal jeugdbeleid, het Vlaams cultureel erfgoedbeleid en de bevoegdheden in de aangelegenheden vermeld in artikel 5 van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen.
De huidige Vlaamse regering wilde het subsidiariteitsbeginsel op de afslanking toepassen: wat een lagere overheid kan doen, moet een hogere overheid niet doen. Maar in de voorstellen die nu op tafel liggen, is dit beginsel niet meer dan een mooi woord. De meeste diensten die niet naar de gemeenten gaan, vallen voortaan immers onder het Vlaamse niveau. Niet bepaald een ‘lagere’ overheid. Begrijpe wie begrijpen kan.

Welke dotatie?

In uitvoering van het project ‘afslanking provincies’, zullen de provincies niet langer bevoegd zijn om opcentiemen op de onroerende voorheffing te innen. In plaats daarvan voorziet de Vlaamse regering in een dotatie, waarvan zij zelf jaarlijks de hoogte zal bepalen op basis van enerzijds de vereffening van de persoons- en culturele bevoegdheden en anderzijds een besparing. Wat hiervan de gevolgen zullen zijn, is voor de provincies tot op de dag van vandaag totaal niet duidelijk.

Welke gevolgen voor het personeel?

In comité C1 is er al heel wat discussie geweest over het bewuste artikel 5 in het voorstel tot decreet. Daarin staat dat de personeelsleden van de provincies die momenteel rechtstreeks of onrechtstreeks actief zijn in persoons- en culturele bevoegdheden, overgedragen worden. Elke overdracht zou gepaard gaan met plaatselijke onderhandelingen. Voor de medewerkers die overgedragen worden naar Vlaanderen, zou dit moeten gebeuren in Comité XVIII.
Artikel 5 bevat een aantal elementen die medewerkers behouden bij overdracht:
- Behoud van hoedanigheid.
- Behoud van graad of een gelijkwaardige graad.
- Behoud van administratieve en geldelijke anciënniteit.
- Behoud van salaris op de datum van de overdracht.
- Behoud van de functionele loopbaan.
- Behoud van toelagen en vergoedingen waarop het personeelslid recht heeft op de datum van overdracht als de voorwaarden van toekenning blijven bestaan en als aan die voorwaarden voldaan blijft worden.

Deze opsomming is voor ACOD LRB onvoldoende, omdat de specifieke bijkomende rechten die werden opgenomen in de verschillende rechtspositieregelingen van de vijf provinciebesturen, vervallen. Eén van de grootste bezwaren is dat er geen duidelijkheid is hoe men de pensioenen gaat financieren en wat er met de tweede pensioenpijler van de contractuele medewerkers gaat gebeuren.

Wat is er inmiddels duidelijk? (Niet bijster veel…)

Het kabinet heeft hierop een aantal verduidelijkingen gedaan in de memorie van toelichting bij het decreet. Daarmee is de mist beslist niet opgetrokken. De besturen waar de medewerkers van de persoonsgebonden bevoegdheden naar overgedragen worden, willen immers geen twee soorten personeelscategorieën creëren.
Tevens moet alles budgetneutraal verlopen voor het ontvangende bestuur. Het waarom is ons niet duidelijk. In de verklaringen is immers opgenomen dat de Vlaamse regering bij de interne staatshervorming het Belfort-principe (overdracht van bevoegdheid met de daaraan gekoppelde middelen) zou toepassen.
Er wordt ook enkele keren verwezen naar de transitie die er is geweest voor de uitvoering van de zesde staatshervorming, de overdracht van een aantal federale diensten naar de Vlaamse. Ondertussen hebben we daaruit geleerd dat dit niet voor iedereen even goed is afgelopen.

Woelige onderhandelingen in het verschiet

Op 14 oktober 2015 komt comité C1 opnieuw bijeen om de finale teksten te bespreken. We brengen hierover zeker verslag uit. Indien de teksten er op deze manier doorgejaagd worden, zal het onderhandelen van het besluit van de Vlaamse regering over deze materie niet eenvoudig worden. Er zal pas binnen afzienbare tijd volledige duidelijkheid komen over de rechten van de medewerkers die overgedragen worden – volgens de huidige cijfers iets meer dan duizend.
Ook wel belangrijk om te vermelden en waar men angstvallig over zwijgt, zijn de gevolgen voor de ondersteunende diensten van de diensten die overgedragen worden. Dit zal zeker gevolgen hebben voor de tewerkstelling binnen diensten zoals HRM, financiën, facilitaire diensten en dergelijke. Nog een groep van medewerkers die in de onzekerheid belanden…
We stellen vast dat er voor de medewerkers die tewerkgesteld zijn in de persoonsgebonden bevoegdheden er nu al gevolgen voelbaar zijn op het werkterrein. Bij vele projecten die nu besproken worden en die op stapel staan voor de komende jaren in gemeenten, OCMW’s, regio’s en dies meer stelt men openlijk de vraag of de medewerkers van de provincies nog van nut zijn of nog een toegevoegde waarde hebben. En dan blijft men verwachten van medewerkers dat ze zich inzetten, loyaal blijven, gemotiveerd zijn, kwaliteit leveren... Ik wens hen veel moed en sterkte in deze barre tijden.

Willy Van Den Berge