Gevangenissen: minimale dienstverlening of maximale afbraak stakingsrecht?

 


Dag op dag drie maanden na het publiceren van het KB van 19 november 2019, dat de praktische uitvoering van de minimale dienstverlening in de gevangenissen regelt, werden de representatieve vakbonden uitgenodigd bij minister Geens. Niet om een positieve boodschap te krijgen, integendeel, het personeel kreeg voor de zoveelste keer een slag in het aangezicht.


De minister had ervoor kunnen kiezen in te gaan op de vraag van de vakbonden om per inrichting via lokaal overleg ‘modelplannen’ te laten opstellen die zowel respect hebben voor het stakingsrecht van het personeel als voor de diensten die tijdens staking aan gedetineerden moeten gegarandeerd blijven.

De minister gaf de vakbonden echter de boodschap dat hij ervoor gekozen had de bestaande modelplannen te onderteken, ondanks het feit dat die niet aanvaard werden door de vakbonden omdat ze een regelrechte aanval op het stakingsrecht zijn. De minister voegde er met een cynische ondertoon nog aan toe dat hij hoopte in een volgende legislatuur bevoegd te blijven voor het departement Justitie waarmee hij naar eigen zeggen erg begaan zou zijn.


Verwarring bij eerste staking onder minimale dienstverlening

Door deze beslissing van de minister vervielen de oude stakingsregels en moesten we afzien van de geplande stakingsactie op 28 februari. Als verantwoordelijke vakbond konden we niet riskeren dat personeelsleden in non-activiteit zouden terechtkomen, want dat heeft niet alleen een financiële impact, maar ook een invloed op de anciënniteit.

Hoewel KB al op 19 november 2019 gepubliceerd werd, hadden de directeurs van de gevangenissen nog geen enkele instructie ontvangen over hoe zij moesten omgaan met een stakingsaanzegging en met het bevragen van het personeel dat gepland staat om te werken op stakingsdagen. Dat bleek toen we op 25 februari een eerste stakingsaanzegging volgens de nieuwe wetgeving indienden.

Pas op vrijdag 28 februari in de namiddag kwam er een e-mail van de directeur-generaal aan in de gevangenissen, met verschillende schriftelijke onderrichtingen in bijlage. Deze onderrichtingen moesten nog gelezen en vooral correct geïnterpreteerd worden, maar moesten ook aan het personeel ter kennisname betekend worden. Immers, voor maandag 2 maart om 22 uur moesten alle personeelsleden die gepland waren om te werken laten weten of ze zouden werken of staken. Onbegrijpelijk!


Communicatieproblemen met het personeel

Onmiddellijk bleek dat de onderrichtingen niet tijdig bezorgd konden worden aan een groot aantal personeelsleden omdat zij niet meer op dienst kwamen voor het verlopen van de deadline van 2 maart. Deze mensen konden dus niet weten wat van hen verlangd werd of hoe zij hun intentie tot werken of staken reglementair kenbaar konden maken. Op zich allemaal geen probleem zou je kunnen denken, want als je niet zegt dat je komt werken dan ben je toch in staking? Niet dus.

De wet stelt immers dat wie niet (tijdig) laat weten te zullen staken, door de werkgever beschouwd moet worden als ‘werkwillig’. En wie als ‘werkwillig’ personeelslid zonder geldige reden (ziekte, verlof om dwingende redenen…) niet op dienst komt tijdens een stakingsdag, is onwettig afwezig en wordt op non-activiteit gezet.

Contact met de directeur-generaal over het feit dat zijn laattijdige communicatie voor problemen zou zorgen, haalde niets uit. Hij reageerde net zo koppig als de minister op wiens kabinet hij de wet op de minimale dienstverlening geschreven had.


Twijfelachtige interpretaties en foute informatie

Op 2 maart werd tijdens het volgens de wet voorziene sociaal overleg bij een stakingsaanzegging opnieuw het probleem aangekaart dat de communicatie van de directeur-generaal laattijdig was, maar ook onvolledig en zeer onduidelijk.

Het kabinet Justitie kon pas na lang aandringen overtuigd worden om eenmalig toe te staan dat personeelsleden via een gewone mail aan hun planningsdienst lieten weten of ze staakten dan wel werkten op de geplande stakingsdag.

Het was dan ook bijzonder jammer dat de directeur-generaal pas 12 uur na het verstrijken van de deadline aan de gevangenissen liet weten dat de personeelsleden eenmalig op een alternatieve wijze mochten laten weten of ze werkten of staakten. Dit kan men enkel als kwade wil beschouwen.

Op basis van verschillende argumenten die we tijdens het sociaal overleg aangevoerd hadden, kwamen zowel de directeur-generaal als de verantwoordelijke van het kabinet tot de vaststelling dat de onderrichtingen aan de directeurs inderdaad onvolledig waren en foute interpretatie toelieten. Zo werd de mogelijkheid genoemd om personeel door de gouverneur te laten vorderen bij een staking van 24 uur. Dit was niet juist, maar in verscheidene gevangenissen werd het wel zo gecommuniceerd aan het personeel.


Tegen de minimale dienstverlening

Dat het overleg met het kabinet Justitie op 2 maart niet zou leiden tot het afwenden van de geplande staking, had een blinde van tevoren zien aankomen. Wel belangrijk is dat we onze argumenten over de wet, de uitvoeringsbesluiten en de instructies opnieuw hebben kunnen aanvoeren tijdens een formeel overleg met de overheid.

Immers, we vechten de wet en verschillende artikels van de wet aan via het Grondwettelijk Hof en de Raad van State en dan zijn de antwoorden van het kabinet Justitie op onze argumenten een bijkomende troef. Deze antwoorden kunnen ons helpen om aan te tonen dat de wet niet tot doel heeft dienstverlening voor gedetineerden te garanderen, maar wel het stakingsrecht van het personeel aan te vallen.

De ACOD zal de wet op de minimale dienstverlening blijven bestrijden, ook via parlementaire vragen en syndicale actie. Tijdens het sociaal overleg voerden afgevaardigden uit alle delen van België zichtbaar actie aan het kabinet justitie. Tous ensemble, samen sterk!

 

Robby De Kaey