Interview Dirk Van Melkebeke

“Mijn deur staat altijd voor iedereen open”

Dirk Van Melkebeke werkte maar liefst 21 jaar als ‘cabinetard’. Hij werd beschouwd als de numero uno onder de sp.a-kabinetchefs en diende tal van ministers: Norbert De Batselier, Eddy Baldewijns, Steve Stevaert, Gilbert Bossuyt, Frank Vandenbroucke en Ingrid Lieten. Weinigen weten echter dat Van Melkebeke zijn carrière begon als ambtenaar. Sinds enkele maanden is hij in zekere zin teruggekeerd naar zijn roots, als secretaris-generaal van het het departement Economie, Wetenschap en Innovatie (EWI).


Je leefde jarenlang in de schaduw van de politieke macht. Is het nu een grote verandering om terug over te stappen naar de administratie?

Dirk Van Melkebeke: “Het grootste verschil zit ‘m in de regelmaat van mijn dagen. Als kabinetchef kende je net als je minister nauwelijks uren. Een minister wordt werkelijk geleefd door zijn of haar agenda en als kabinetchef kan je daar ook moeilijk aan ontsnappen. Nu zijn mijn dagen nog steeds gevuld, maar toch een stuk rustiger en regelmatiger. Ik heb ook terug het bestaan van vrije weekends ontdekt. Ook de jobinvulling is natuurlijk verschillend. Waar ik vroeger als kabinetchef vooral mee beleidsbepalend werkte, is het nu vooral beleidsvoorbereiding en –uitvoering. Bovendien heb ik nu een heel departement onder mijn hoede dat ik mag organiseren en aansturen. Dat vind ik wel fijn!”


Het department EWI was een beetje een stuurloos schip voor je aantreden. Het werd immers enkele jaren ad interim geleid. Wat is het eerste dat je gedaan hebt?

Dirk Van Melkebeke: “Ik moest eerst terug wat zekerheid creëren, zowel voor het departement als deel van de Vlaams overheid, als voor het personeel. We moesten keuzes maken over de organisatie van het departement en de doelstellingen die we zouden nastreven. Ik kon voortbouwen op het werk van mijn voorgangers die echter in een waarnenemend statuut niet echt voluit konden gaan.. Dat is natuurlijk niet goed voor het beleid dat we ondersteunen en evenmin voor de mensen die bij ons werken. Zij hebben nood aan zekerheid, ze willen weten welke richting we met het beleid uit willen. Dat is niet meer dan normaal.”


Naar verluidt zou je ook met al je 120 medewerkers gesproken hebben wanneer je in dienst kwam?

Dirk Van Melkebeke: “Dat klopt! Ik heb voor iedereen een kwartiertje uitgetrokken om toch even persoonlijk kennis te maken. Ik vind het erg belangrijk te weten met welke mensen je samenwerkt en natuurlijk leer je zo ook makkelijker de gezichten kennen. Ik geef wel toe dat ik de gesprekken onderschat heb. Ik ben er toch iets langer mee bezig geweest als oorspronkelijk gedacht. Maar ik heb er geen spijt van, het was een erg waardevolle ervaring. Je moet ook beseffen dat het department EWI is ontstaan uit een fusie, waardoor verschillende culturen werden samengebracht. Je merkt dat nog steeds aan de mensen en af en toe geeft dat wrijvingen. Misschien iets meer bij het oudere personeel dan bij de jongeren, omdat die laatsten die geschiedenis niet met zich meedragen. Het is mijn taak om die wrijvingen weg te masseren en één nieuwe cultuur te doen onstaan. Ook daar werk ik elke dag aan.”

Het departement EWI zetelt in het Ellipsgebouw – een constructie waar heel wat rond geschreven en gezegd is omwille van zijn speciale werkomgeving.

Dirk Van Melkebeke: “We werken eigenlijk in één groot landschapsbureau, wat toch een duidelijk breuk is met de vroegere indeling van de overheidsadministraties waarin alle afdelingen in hun eigen afgesloten bureaus zaten. Bovendien heeft niemand een vaste werkplek, al merk je wel dat de meesten toch alle dagen op dezelfde plaats gaan zitten (lacht). Ik sta achter het opzet van het concept anders werken, maar ik geef wel toe dat we bezig zijn met wat verbeteringen aan te brengen. Zo zorgen we toch voor wat meer afscheiding tussen de bureaus, waardoor mensen rustiger en geconcentreerder kunnen werken. We voorzien ook meer afgesloten ruimtes die mensen kunnen gebruiken om zich even af te zonderen, bijvoorbeeld voor een telefoongesprek. En de metalen kapstokken zijn vervangen door houten, zodat er niet steeds een beiaardspel weerklinkt wanneer iemand z’n jas neemt.”


Heb je zelf een eigen bureau?

Dirk Van Melkebeke: “(lacht) Toch wel ja. En ook één van de enige die echt kan afgesloten worden. Dat zal wel met de functie samenhangen zeker? Maar daar staat wel tegenover dat mijn deur altijd voor iedereen openstaat!”


Opmerkelijk is ook dat er maar bureauruimte voorzien is voor 80% van het personeel. Thuiswerk is dus nodig.

Dirk Van Melkebeke: “Het is niet alleen nodig, maar ook nuttig! Uit onderzoek blijkt immers dat één van de grootste klachten van personeel de afleidingen zijn, waardoor ze niet volledig geconcentreerd kunnen werken. We hebben tal van functies, van laag tot hoog, waarbij ons personeel aangeeft dat ze hun werk veel beter thuis in alle rust zouden kunnen doen. Dat is zeker ook het geval voor onze vele navorsers, die heel wat denkwerk verrichten over ons beleid. Ik kan best begrijpen dat ze zich soms liever afzonderen. Niet iedereen moet alle dagen aanwezig zijn. Het resultaat is uiteindelijk wat telt-Al mag het natuurlijk geen duiventil worden.”


Hoe valt dat te verenigen met de discussie rond de prikklok die bij EWI is ingevoerd. Er waren daar heftige voor- en tegenstanders van.

Dirk Van Melkebeke: “Dat hoeft helemaal niet zo’n probleem te zijn. Het is zeker zo dat de prikklok voor personeel in bepaalde functies erg nuttig is en voor anderen veel minder. Sommigen hebben immers een takenpakket dat je moeilijk in een 38-urenweken kan uitdrukken. We hebben personeel dat prikt en personeel dat niet prikt. We proberen daar dus soepel mee om te gaan.”


Om nog even in te pikken op het beleidsdomein van het departement. Iedereen heeft altijd de mond vol van een innovatieve economie. Heeft Vlaanderen daar de troeven voor in handen?

Dirk Van Melkebeke: “Zeker wel! We kunnen niet ontkennen dat het onmogelijk is de pure concurrentie aan te gaan met landen als China. Er zijn daar veel meer werkkrachten en ze produceren stukken goedkoper. In Vlaanderen hebben we de technische know how om een innovatieve economie uit te bouwen en daar veel mensen in tewerk te stellen. Maar ik wil daarbij wel opmerken dat de uitbouw en aansturing van die innovatie niet louter kan gebeuren op Vlaams of Belgisch niveau. We moeten dat op een grotere, Europese schaal doen als we een alternatief willen vormen voor de nieuwe, opkomende economische wereldmachten. Ondertussen zien we de eerste positieve resultaten van ons beleid al in de energiesector. Investeringen in zonne-energie, windmolens en biobrandstof nemen jaar na jaar toe en vormen een volledig nieuwe industriële sector, met creatie van jobs, zowel voor hoog-als laaggeschoolden. We moeten die ingeslagen weg beslist verder blijven volgen.”