Tewerkstelling acteurs en actrices precair

Antje De Boeck is geen uitzondering

In september vond de internationale conferentie van de FIA (Fédération Internationale des Acteurs) plaats in Londen. In het kader van het jaar van de gelijke kansen was de genderagenda aan de orde met als thema: 'Vrouwen, mannen, leeftijd en tewerkstelling van de podiumkunstenaars'.

ACOD Cultuur was de Belgische vertegenwoordiger op de conferentie. Camilia Blereau, actrice, Luc De Koninck acteur en casting director, en Caroline Van Gastel, actrice en filmmaker, hebben de situatie in België toegelicht. Zij vroegen steun voor het manifest van de Vlaamse acteurs voor meer en betere tewerkstelling. De FIA betuigde haar volledige steun aan het project en zal de minister hierover aanspreken. Op het moment dat deze problematiek in Londen op Europees niveau werd besproken, ontstond er in Vlaanderen commotie over de houding van de VDAB in de zaak Antje De Boeck. De actrice verloor haar recht op steun omdat ze een job als vestiairedame weigerde bij de musical 'Daens'. Begrijpelijk, want juist zij kreeg voor haar rol in de gelijknamige film de prijs voor de beste Belgische actrice.
De situatie in Europa is vergelijkbaar met die in België: veel werkloosheid en problemen om in het beroep te overleven. De situatie van de actrices is bovendien slechter dan die van de acteurs als het gaat over leeftijd en werkgelegenheid. Allochtonen hebben het nog moeilijker.

De situatie in België

Sinds 2003 is er in België een wet die bepaalt dat kunstenaars in principe 'werknemers' zijn voor de sociale zekerheid. Daardoor hebben zij de mogelijkheid om een sociale zekerheid op te bouwen met meer bescherming dan in het zelfstandige statuut. Kunstenaars die vinden dat zij toch beter af zijn met dat statuut kunnen een zelfstandigheidsverklaring aanvragen aan de commissie Kunstenaars of een vennootschap oprichten. Er is dus geen apart artiestenstatuut in België: men is werknemer of zelfstandige of ambtenaar, ook als kunstenaar.
De laatste jaren verzeilen acteurs hoe langer hoe meer in de werkloosheid voor langere of kortere periodes doordat ze freelance moeten werken en de werkgelegenheid in de gesubsidieerde sector moeilijk of onmogelijk werd.
De vakbonden eisten steeds aparte regels voor de kunstenaars die werken met korte contracten. Een kunstenaar kan in de hoogste uitkering blijven, als hij aantoont dat hij enkel met korte contracten kan werken. Gaat zijn uitkering door omstandigheden toch naar beneden, dan moet hij opnieuw minstens 12 maanden werk hebben op 15 maanden tijd. Onbegonnen werk dus voor de meeste van hen vandaag de dag.

Onduidelijke regels

Sinds een paar jaar is er het activeringsbeleid van de regering en moeten de RVA en de VDAB alle werklozen dus 'activeren'. Dit geldt ook voor kunstenaars. Men moet kunnen bewijzen 156 dagen te hebben gewerkt in 18 maanden tijd, anders wordt men verzocht een niet-artistieke job aan te nemen. Men kan ook aan de minimumvereiste komen door met 'cachetten' te werken en minstens 6000 euro bruto per jaar te verdienen.
Deze regels zijn onvoldoende gekend door de kunstenaars en ze worden dan nog eens anders geïnterpreteerd in de verschillende regio’s. De RVA wil deze regels wel duidelijker maken. Wij zijn daarin zeker vragende partij als de situatie voor de kunstenaars hierdoor helderder en hanteerbaarder wordt.
De vakbond onderhandelt met het kabinet Milquet over de problemen wanneer kunstenaars naburige rechten uitbetaald krijgen op een moment dat ze werkloos zijn. Deze inkomsten worden door de RVA beschouwd als 'commerciële' inkomsten en brengen de kunstenaar in het nauw omdat hij daardoor als zelfstandige wordt beschouwd. Deze situatie doet zich acuut voor bij enkele popartiesten die eind 2007 grote sommen ontvingen van Uradex die hen in één keer voor de afgelopen tien jaar tegelijk uitbetaalde.

Schril contrast

De vakbonden onderhandelen al twee jaar over minimumlonen in het paritair comité 227 audiovisueel en meer dan tien jaar in het paritair comité 303 filmproductie. We hopen dat er dit najaar eindelijk een doorbraak komt. Dat de RVA controle uitoefent op de werklozen is één ding, maar bijna geen enkele acteur heeft nog een jaarcontract of een contract van onbepaalde duur. In de gesubsidieerde kunstensector staat dat in schril contrast met de contracten van onbepaalde duur voor de directies, de administratie en (iets minder) de techniek. En dan hebben we het nog niet over de hoge lonen die uitbetaald worden aan de directies.
Ondertussen bevinden de kunstenaars-acteurs, nochtans de kern van het artistiek gebeuren, zich in een zeer precaire situatie. Minister van Cultuur, Bert Anciaux, is zich hiervan bewust. Hij gaf meer middelen aan het kunstenloket om info te laten doorstromen. Er werden criteria opgenomen in het kunstendecreet om meer middelen naar acteurs te doen vloeien en de minister wil ook enkele sociale maatregelen afkondigen voor oudere kunstenaars. Is dat de oplossing? In Zweden is er een 'pool' opgericht van professionele acteurs: zij krijgen een maandloon, met een extra als ze aan een productie deelnemen.

Wat nu?

In de eerste plaats moeten er meer middelen naar de kunstenaars-acteurs en -actrices gaan in plaats van naar de overhead van de instellingen. Daarnaast moet er een verhelderende discussie komen over wie kunstenaar is. Dat is niet - zoals de instellingen dat zien - iedereen die artistiek aan het proces meewerkt zoals theatermakers, dramaturgen, ontwerpers e.d. meer, maar in eerste instantie de kunstenaar-acteur/actrice.
We hopen dat de verschillende studies op Europees en op Vlaams niveau de ogen zal openen en dat oplossingen voor de situatie van de acteurs de komende jaren centraal staan. De resultaten van de FIA-studie worden alvast op de website van FIA gepubliceerd: www.fia-actors.com.

Laurette Muylaert