Consulenten Jongerenwelzijn: problemen gaan van kwaad naar erger
Al jaren kampen de consulenten Jongerenwelzijn met een personeelstekort en een tekort aan middelen om de jongeren in kwetsbare situaties een gepaste en kwaliteitsvolle hulp te kunnen bieden. Bracht een gesprek met minister Jo Vandeurzen verbetering in zicht?
Naar aanleiding van het blijvende, nijpende personeelstekort werden al verschillende signalen gegeven aan onze overheid en minister Jo Vandeurzen. Hierop vroegen we midden 2017 opnieuw een onderhoud bij de minister aan en we herhaalden onze vraag eind 2017. Uiteindelijk werden de vakbonden bij de minister uitgenodigd op 25 januari 2018.
Personeelstekort
De minister gaf te kennen dat hij zich bewust is van de ernst van de problemen, zowel op het vlak van personeel als op het vlak van hulpaanbod. Hij gaf aan dat hij de vraag van de vakbonden voor meer personeel verdedigde bij de regering, maar dat dit gezien het politieke klimaat van vandaag (lees: besparingen) niet evident was/is.
Op de vraag naar meer personeel conform de overeengekomen caseloadnorm en ondersteund door de werklastmeting (waarin toen sprake was van een tekort van 111 consulenten, alsook een tekort voor administratieve krachten, …), gaf de minister de boodschap dat er budget gevonden kon worden voor extra personeel. Vanaf juli 2018 zouden er tussen de 25 en 30 consulenten bijkomend kunnen worden geworven. Midden 2019 zou er budget zijn voor nog 10 tot15 consulenten. De minister geeft aan dat hij bereid is om een verder traject uit te werken om nog meer personeel te proberen werven, maar kan geen uitsluitsel geven over het akkoord van de regering.
De vakbonden gaven aan dat er ook op andere vlakken nood is aan extra personeel (ondersteunende diensten zoals administratieve medewerkers, MDT, HRM, …) en dat zij het belangrijk vinden dat er een behoeftebepaling komt om na te gaan wat de noden zijn. Het is logisch dat als er extra consulenten komen, er ook extra ondersteuning voor hen nodig is. Ook voor hen betekenen de veranderingen binnen Jongerenwelzijn meer werk. Hierop gaf de minister aan dat de prioriteit voor aanwerving nu bij de consulenten ligt, maar dat zij inderdaad een behoeftebepaling zullen doen om na te gaan wat hier kan/moet gebeuren.
Jeugdzorgpremie
Wel kon, na lang aandringen en onderhandelen van de vakbonden, de minister aangeven dat de procedure voor het wijzigen van het VPS kan worden opgestart om de administratieve medewerkers de jeugdzorgpremie toe te kennen. Dit zou structureel kunnen worden voorzien vanaf 2019, hoewel er beloofd is om te proberen al een voorafname te doen eind 2018.
Op de vraag om sneller over te gaan tot vervanging van consulenten die ziek zijn, kon worden aangegeven dat dit moeilijk is (alweer) op budgetvlak. Men kon wel aangeven dat het gebruik van het containersysteem opnieuw ten volle ingezet kan worden, terwijl daar in 2016-2017 een rem op stond.
Werklast
Op de vraag om de druk op consulenten niet meer te verhogen door allerlei extra projecten in het leven te roepen, om hierin prioriteiten te stellen op zijn minst tot de werklast verminderd is, kon men aangeven dat men dit begrijpt, maar dat dit zeer moeilijk is. Moeilijk omdat de consulenten Jongerenwelzijn hun positie moeten kunnen behouden binnen het hulpverleningslandschap.
Wij ondersteunden het punt van de positiebepaling, maar het ene kan niet zonder het andere. Consulenten willen inderdaad deel blijven uitmaken van trajecten, projecten, … maar niet ten koste van de kwaliteit van onze hulpverlening. Concreet betekent dit dat de werklast moet verminderen door hiertegenover extra personeel te stellen, zodat zowel de hulpverlening als de deelname aan projecten, … kwalitatief kan gebeuren.
Vraag om extra investeringen
De vakbonden stelden ook de vraag naar extra investeringen in vorming, onder andere het blijvend investeren in intervisie en dit structureel in te bouwen, zodat dit niet meer van het vormingsbudget moet komen. Dit zorgt voor bijkomende structurele ondersteuning voor consulenten en ruimte om meer en meer divers (op maat/op vraag) vorming te kunnen volgen.
De minister kon onze vraag begrijpen, maar geeft aan dat hier voorlopig geen budget voor is.
Wat het hulpaanbod betreft, gaf de minister een mondeling overzicht van de geplande investeringen. Zo zijn er onder andere extra subsidies voor leefgroepen GES+, leefgroepen met een besloten karakter, … Dat zijn echter geen middelen die bovenop het bestaande aanbod komen. Om deze vormen uit te bouwen, verdwijnen gewone plaatsen en dus moeten jongeren die hierop een beroep willen doen, nog langer wachten. Men hoopt met deze ‘nieuwe’ plaatsen en de hervorming van het jeugdsanctierecht de instroom in de gemeenschapsinstellingen te verminderen, maar de vraag is waar deze jongeren dan terecht zullen kunnen gezien de lange wachtlijsten en het schrijnende gebrek aan wachtlijsten.
Bang afwachten
De boodschap is dus heel dubbel. Enerzijds is er een aanbod tot versterking, anderzijds is het onvoldoende. Het is een druppel op een hete plaat. De werklast verlaagt vrijwel niet, want in het beste geval komen er 45 consulenten bij in plaats van de minimaal benodigde 111. De administratieve rompslomp blijft hoogtij vieren, allerlei praatbarakken worden in leven geroepen zonder echt tot een concreet aanbod te komen voor de jongeren, consulenten blijven onder druk gezet worden.
De wachtlijsten blijven gigantisch lang (twee jaar of langer) en de integrale samenwerking loopt nog steeds zeer moeizaam, ondanks de beloofde investeringen. Ondertussen blijven deze kwetsbare jongeren de kinderen van de rekening, een rekening zonder geld …
Vera Vernaeve, Jan Van Wesemael