De lokale en provinciale besturen worden verwaarloosd: een beetje respect graag!


Het is al 10 jaar geleden dat er nog een sectoraal akkoord werd afgesloten voor het personeel van de lokale en provinciale besturen. Ondertussen gaat het van kwaad naar erger. Zo kan het niet langer!

Tien jaar geleden ging het uitzonderlijk over een sectoraal akkoord over een langere termijn (2008-2013, zie omzendbrief BB 2008/10 van 19 november 2008). Dit werd verantwoord door de moeilijke financiële situatie van de lokale besturen. Een langere termijn zou hen toelaten om eventuele meeruitgaven gemakkelijker te verwerken in de financiële meerjarenplanning. Bovendien werd de belofte gemaakt om in 2013 de onderhandelingen te starten voor een nieuw sectoraal akkoord.

Sectoraal akkoord 2008-2013

Was dit sectoraal akkoord zo duur? Helemaal niet. Het ging alleen om enkele maatregelen die wel degelijk betaalbaar waren. De belangrijkste aanpassingen waren de verhoging van de eindejaarstoelage, de invoering van een salarisschaal D5 voor de functionele loopbaan van ploegbaas (voorheen D4, nu D4-D5) en de aanpassing van de salarisschalen van de secretarissen en financiële beheerders. Al bij al marginale meerkosten met weinig impact op het geheel van het personeel.
Daarnaast ging het nog om zogenaamde kwalitatieve maatregelen: de versoepeling van de personeelsmobiliteit tussen gemeente en OCMW, en enkele maatregelen die verder onderzocht zouden worden (zoals de schaal C3 voor de functionele loopbaan van verzorgende, de flexibilisering in de functionele loopbanen en een mogelijke oprichting van een Vlaamse Gemeenschappelijke Sociale Dienst voor de lokale besturen). Dit is dus een minimaal sectoraal akkoord voor het personeel van de lokale sector.

Eisenbundel 2014-2015 vakbonden

Op basis van de belofte van een nieuw sectoraal akkoord hebben de vakbonden een eisenbundel samengesteld in 2013. De grote uitgangspunten van deze eisenbundel waren:

- Versterken van de lokale dienstverlening: een pleidooi voor een sterk lokaal bestuur met een modern HR-beleid, afgestemd op arbeid, gezin en zorg.
- Bewaken van de financiële gezondheid: er is voldoende financiële ruimte voor broodnodige investeringen in het personeel.
- Evolutie naar een hedendaags personeelsbeleid: met de nadruk op een leeftijdsbewust en divers HR-beleid.
- Een flexibele rechtspositieregeling, zodat de besturen snel kunnen inspelen op de actuele noden.

Daarnaast werden enkele kwalitatieve eisen toegevoegd:

- Werkzekerheid: de vaste benoeming moet de basis zijn voor het personeelsbeleid.
- Flexibele loopbanen, met de nadruk op een goede combinatie tussen arbeid, gezin en zorg.
- Verhoging van de sociale dialoog.
- 100 procent activiteitswedde bij ernstige en langdurige ziekte.
- Oprichting van een sectoraal fonds.

Tevens werd gevraagd om het vorige sectoraal akkoord verder uit te voeren, met name de integratie van de haard- en standplaatstoelage, én de verhoging van de eindejaarstoelage tot een volledig maandsalaris.

Tot slot werden enkele geldelijke eisen opgelijst:

- De aanpassing van het E-niveau.
- De consolidatie van het aanvullend pensioenstelsel.
- De verhoging van de weddenschalen C1-C2.
- De aanpassing van de doorlooptijd van de functionele loopbaan.
- Maaltijdcheques tegen het maximaal toelaatbare bedrag.
- Afschaffing van het facultatief karakter van bepaalde toelagen en vergoedingen.

Onze gemeenschappelijke eisen leken ons een goed uitgangspunt om onderhandelingen op te starten.

Onderhandelingen

In een antwoord op een parlementaire vraag van 5 maart 2015 geeft minister Homans het volgende signaal: “De besprekingen over een nieuw sectoraal akkoord zijn gestrand. Er bleek onvoldoende convergentie tussen enerzijds de lokale besturen (werkgevers/VVSG) voor wie een sectoraal akkoord budgettair neutraal moest zijn gelet op de financiële situatie van heel wat lokale besturen, en anderzijds de vakbonden voor wie bijkomende ruimte en middelen een noodzakelijke voorwaarde bleek te zijn.”
Is dit correct? De lokale besturen hebben wel degelijk financiële ruimte. Maar VVSG weigert te onderhandelen over kwantitatieve maatregelen. Het mag niets kosten. Ondertussen merken we dat het personeel van de lokale besturen wat betreft de salarissen achterophinkt ten aanzien van het personeel van de federale overheid en van de Vlaamse overheid. De lokale besturen zitten nog opgescheept met E-schalen, er is ook een aparte functionele loopbaan voor het personeel in niveau A in een structuur met diensthoofd (A1a-A2a), en er zijn nauwelijks aparte schalen voor het technisch personeel. Bovendien verloopt de geldelijke doorstroming binnen de functionele loopbanen veel trager bij de lokale besturen. Op het einde van de rit, na een normale loopbaan, komt het personeel van een lokaal bestuur er bekaaid vanaf. De eindsalarissen bij de federale en Vlaamse overheid liggen een pak hoger.

► Er is dringend opnieuw respect nodig voor het personeel van de lokale besturen. Zelfs een evidente vraag om het Interprofessioneel Akkoord 2017-2018 uit te voeren (met extra 1,1 procent koopkracht) wordt van tafel geveegd. Dit kan niet langer. Actie is noodzakelijk. Hiernaast vind je de oproep tot staking en concentratie op 3 oktober 2018. We hopen jullie daar massaal te verwelkomen.

Willy Van Den Berge, Gert Vlasselaer