Het Decreet over het Lokaal Bestuur: de vloek van de Oranjehofgroep
Het Decreet over het Lokaal Bestuur (DLB) heeft al heel wat omzwervingen meegemaakt. Zelfs de naam werd al aangepast. Waar het bij aanvang nog ging over een Decreet voor het Lokaal Bestuur, gaat het nu nog enkel over ideetjes over het lokaal bestuur. Vergis je evenwel niet: de ingrepen zijn drastisch, ook al was de voorbereiding desastreus.
Het Vlaams Regeerakkoord 2014-2019 nam een vliegende start met drie flinke statements:
- OCMW’s worden volledig geïntegreerd in de gemeentebesturen.
- Een nieuw decreet dat alle bestaande decreten vervangt, en dat resulteert in een verregaande inperking en vereenvoudiging van de bestuurlijke regels.
- De vereenvoudiging van het bestuurlijk toezicht.
OCMW behoudt rechtspersoonlijkheid
Iedereen herinnert zich de afknapper van formaat toen de Raad van State duidelijk stelde dat de integratie van het OCMW in de gemeente enkel mogelijk is via een wet met een bijzondere meerderheid en daarmee de belangrijkste doelstelling van het Decreet over het Lokaal Bestuur (DLB) onderuithaalde. We kunnen als ACOD LRB niet ontkennen dat we blij waren met dit standpunt van de Raad van State. We betreurden immers de integratie van het OCMW in de gemeente, we vreesden dat een vereenvoudiging van het bestuurlijk toezicht zou neerkomen op een afschaffing en dus op een verdwijnen van de rechtszekerheid. Ook bij het ineenflansen van alle decreten tot één alomvattend decreet stelden we ons ernstige vragen.
Het Gemeentedecreet: de basis is breed
Bovendien was er geen nieuwe reorganisatie nodig. De regionalisering van de gemeentewet dateert van 1 januari 2002 (Lambermontakkoord). Dit resulteerde uiteindelijk in het Gemeentedecreet van 15 juli 2005 en het Provinciedecreet van 9 december 2005 (het OCMW-decreet zou pas volgen op 19 december 2008). De grote meerderheid van de artikelen trad in werking vanaf 2007 (voor de meeste artikelen van het OCMW-decreet was het wachten tot 1 juli 2009).
Merkwaardig dat men al na 10 jaar een dergelijke hervorming wenst door te voeren, want aan het Vlaams Gemeentedecreet van 15 juli 2005 ging een grondige en breed gedragen studie vooraf. Er bestond (en bestaat) een breed draagvlak voor het Gemeentedecreet. Tijdens de hele periode (tussen 1992 en 2005) van aftoetsing en overleg tussen alle relevante actoren (politiek, administratie, werknemers, werkgevers, wetenschap) ligt steeds de nadruk op bestuurskracht, ruimte, autonomie en slagkracht.
Bovendien wordt voortdurend gezocht naar het geschikte evenwicht tussen autonomie en controle. Nergens worden bepalingen opgedrongen. Zoveel mogelijk wordt gefocust op mogelijkheden die geboden worden aan de lokale besturen om zelf de meest gepaste beslissing te kunnen nemen.
DLB op speed
Een heel ander verhaal zien we bij DLB. Alles moet heel snel gaan. De administratie schrijft volop teksten en het kabinet volgt nauwgezet op. Als ook de volledige integratie van het OCMW in de gemeente overboord gegooid moet worden, worden de ambtenaren verplicht om in opdracht een alternatief uit te werken, het plan B waarvan iedereen op voorhand beseft dat er een gedrocht gecreëerd wordt.
Overleg gebeurt slechts sporadisch. Juridisch advies wordt nauwelijks ingewonnen (behalve indien een voor de minister negatief juridisch advies tegengesproken moet worden). De ACOD heeft zelf kunnen vaststellen dat ook de besprekingen met de vakbonden niet ernstig waren.
Merkwaardig dus dat zo’n omvangrijke reorganisatie zonder een groot draagvlak op een amateuristische manier wordt doorgeduwd. Deze kladversie voldoet geenszins aan de beginselen van behoorlijk bestuur.
De vloek van de Oranjehofgroep
Wellicht worden op deze manier nog oude politieke vetes uitgevochten die teruggaan tot de goedkeuring van de Lambermontakkoorden. We frissen ons geheugen graag op. Belangrijk is immers dat het vroegere Lambermontakkoord de belangrijkste oorzaak is voor het uiteenvallen van de toenmalige Volksunie in 2001. Het communautair akkoord splitst de Volksunie op in twee (of drie) groepen:
- De Oranjehofgroep onder leiding van Geert Bourgeois.
- De Toekomstgroep onder leiding van Bert Anciaux.
- De ‘Niet Splitsen’-groep onder leiding van Johan Sauwens, die zichzelf buitenspel zet door zijn aanwezigheid op het Sint-Maartensfonds.
De grootste tegenstand ten aanzien van het Lambermontakkoord (met de regionalisering van de gemeentewet) komt van de Oranjehofgroep binnen de Volksunie. Deze bestaat naast Geert Bourgeois nog uit Jan Peumans Ben Weyts en … Bart De Wever.
De echte motivering voor dit snelle werk zou dus weleens rancune kunnen zijn. De N-VA wil wraak voor het door VU-Kamerleden getekend Lambermontakkoord. CD&V (toen in de oppositie) werd trouwens ook verrast en verraden, zij het dan door hun Franstalige partner, de PSC (zij waren bereid om als oppositie mee te stemmen).
Voor de goede orde vertellen we erbij dat op dat ogenblik nog geen standpunt gekend is van Liesbeth Homans. Ze werkte toen immers als kabinetsadviseur bij Sauwens (‘Niet Splitsen’) en Van Grembergen (Toekomstgroep), de tegenhangers van de Oranjehofgroep. Ze sprong pas in 2004 over naar Bart De Wever (als parlementair medewerker). Princiepsvastheid is haar duidelijk vreemd.
We hopen toch nog steeds dat er voldoende eergevoel in deze Vlaamse Regering zit, zodat de rancune van deze politici niet wordt uitgewerkt op de kap van het OCMW, of erger nog, van de personen die door het OCMW bediend worden. De zelfstandigheid van het OCMW valt helemaal weg. In het verleden kon het OCMW immers beschikken over een vaste dotatie waarmee het zelfstandig kon omspringen. In tijden van besparingen zal ook het lokaal sociaal beleid eraan geloven. Jammer toch dat wrok tot een dergelijk gedrocht in staat is.
Protocol van niet-akkoord
De ACOD LRB heeft een protocol van niet-akkoord getekend om de volgende redenen: geen wetenschappelijke onderbouw, miskenning van overleg en onderhandeling, geen motivering, de rechtspersoon van het OCMW wordt niet erkend en aanvaard, de onafhankelijke en neutrale werking komt in gevaar, de lokale autonomie wordt ingeperkt, er is geen garantie op een financiële besparing, er wordt wel bespaard op de kap van de OCMW-klanten, de vereenvoudiging van het bestuurlijk toezicht geeft geen garantie voor meer rechtszekerheid, de rechtsstaat wordt ondermijnd, de huidige bestaande mogelijkheden worden niet benut, de identieke samenstelling en werking van de organen zal voor verwarring zorgen, de strakke deadline is onverantwoord, … Stuk voor stuk gaat het om principiële bezwaren.
Voor alle duidelijkheid moeten we hier nog bij vermelden dat we ons niet hebben uitgesproken over het zuivere juridische luik. Dat zal een vette kluif worden voor de Raad van State, en indien dit advies niet voldoende duidelijk zal zijn, voor het Grondwettelijk Hof.
Tot slot moeten we nog enkele inhoudelijke argumenten onderstrepen:
- Het behoud van de rechtspersoonlijkheid van het OCMW heeft de natte droom van deze Vlaamse Regering doen uiteenspatten. Wat overblijft, is een gepuzzel met structuren, het creëren van de grote chaos om het eigen gelijk te behalen.
- Het in laatste instantie herschrijven van de overgangsbepalingen bevestigt het beeld van een Vlaamse Regering die vooral geïnteresseerd is in het politiseren van de topfuncties van het lokaal bestuur. De vraag blijft zich opdringen of de gemeenschappelijke betrekking al dan niet een nieuwe functie betreft.
- De gebruikte motivering van de lokale autonomie klopt niet. De besturen krijgen integendeel geen enkele kans om zelf een afweging te maken of deze oefening nuttig en relevant is, of ze deze gemeenschappelijke graden wensen in te voeren, of nog, of ze een verregaande ambtelijke integratie van het OCMW in de gemeente verkiezen. De verplichte invoering van deze bepalingen is zeker niet ingegeven door de versterking van de bestuurskracht, maar enkel door een platte besparing op de kap van de OCMW-klanten.
- Bovendien kan de efficiëntiewinst niet hard gemaakt worden. Mogelijke besparingen worden even gemakkelijk omgezet in nieuwe (personeels)kosten.
- Het behoud van de rechtspersoonlijkheid van het OCMW moet aanvaard worden, in die zin dat het OCMW recht heeft op een zelfstandige en onafhankelijke manier van werken, met een eigen kopman aan het hoofd van het personeel.
- Boven alles heeft men in deze tekst geen rekening gehouden met de menselijke waardigheid. Dit bewijst de beperkte affiniteit met de wereld van het OCMW.
De ACOD LRB meent dat we hiermee voldoende hebben aangetoond dat DLB enkel mag beschouwd worden als een eerste politieke insteek voor een globale reorganisatie (vermoedelijk van één partij). Hiervoor bestaat geen draagvlak, het is een veredelde kladversie. De ACOD LRB wil graag helpen om de vloek van de Oranjehofgroep te verbreken en te verwijderen. Het lokaal bestuur verdient dat.
Willy Van den Berge, Gert Vlasselaer