Interview met Dries Vandermeersch: “De CLB’s moeten dicht bij de jongeren én de scholen staan”


Acht jaar lang was Dries Vandermeersch vrijgesteld voorzitter van de RADI, de Raad van Directeurs van de CLB’s. Nu keert hij terug naar zijn eigen CLB, dat van Brussel. De ideale aanleiding om met hem van gedachten te wisselen over de RADI, het nieuwe decreet leerlingenbegeleiding en zijn terugkeer naar zijn CLB.

Kan je de rol en de werking van de RADI in enkele woorden schetsen?

Dries Vandermeersch: “De RADI is de belangenvereniging van CLB-directeurs, maar zij wil ook op beleids- en politiek vlak, bij het GO! én netoverschrijdend de belangen behartigen van de CLB’s van het gemeenschapsonderwijs.”

Wat is de rol van de RADI-voorzitter?

Dries Vandermeersch: “Mijn voornaamste taak – zeker binnen deze periode – was de opvolging van de ontwikkelingen binnen het CLB-landschap, zoals de totstandkoming van het Decreet Leerlingenbegeleiding. Ik heb ook de netoverschrijdende samenwerking van de CLB’s mee vorm gegeven, waaruit producten zoals CLBch@t en Onderwijskiezer ontstaan zijn. Daarnaast had ik regelmatig contacten op het niveau van het GO! om de plaats van de CLB’s binnen de scholengroepen duidelijk te maken en om onze onafhankelijke werking te vrijwaren.”

Hoe kijk je terug op acht jaar RADI? Heb je je tanden stukgebeten op bepaalde dossiers?

Dries Vandermeersch: “‘Tanden stukgebeten’ is sterk, maar er zijn inderdaad een paar dossiers die er jammer genoeg niet gekomen zijn, zoals samenwerking op het vlak van de informatisering van de CLB’s van het GO! Een organisatie die zich in de 21ste eeuw wil profileren, moet met informatica werken. Als alle CLB’s van het GO! hier samenwerken, dan schep je meer kansen dan wanneer ieder CLB zijn eigen informaticacel uitbouwt. Het mooiste bewijs hiervan is ons netoverstijgend LARS-dossier, waarin we met weinig mensen en weinig middelen een knap informaticasysteem hebben opgezet. Als ik vertel aan mensen uit de privésector met hoe weinig mensen en middelen wij dit tot stand brengen, dan vallen ze achterover. Nog een bewijs: de RADI beheert een computerpark van 600 toestellen met minder dan één voltijds personeelslid. Ook dat lokt bij mensen uit de privé verbaasde blikken uit.”

Wat waren de hoogtepunten van die acht jaar?

Dries Vandermeersch: “Mijn grootste verdienste als RADI-voorzitter is dat ik – samen met anderen, want zoiets kan je niet alleen – heb gezorgd voor een switch in de manier waarop de politiek naar de CLB’s kijkt. Dat is geen concreet resultaat, maar je merkt dat wel aan het Decreet Leerlingenbegeleiding. Toen we aan die onderhandelingen startten, zat er aan tafel een partij die de afschaffing van de CLB’s in haar programma had staan, vergeet dat niet.
We hebben ook laten zien dat we een moderne organisatie zijn en hebben projecten uit de grond gestampt waarop we heel fier zijn, bijvoorbeeld met de CLB-chat. Daar hebben wij – of eigenlijk het personeel – getoond dat we flexibel kunnen werken en dat de noden van de leerlingen centraal staan.”

Heb je cijfers van die CLB-chat?

Dries Vandermeersch: “Gemiddeld worden per sessie 15 tot 20 cliënten geholpen. Een sessie duurt vier uur en wordt normaliter door vier personeelsleden verzorgd. Niet slecht dus.”

Kan je die acht jaar RADI in één woord samenvatten?

Dries Vandermeersch: “Eén woord erop kleven, dat kan ik niet. Ik heb eerder een dubbel gevoel. We hebben in een aantal dossiers vooruitgang geboekt, dat heb ik net gezegd. Anderzijds zie ik ook een tendens die mij verontrust: een aantal directeurs – ook binnen de RADI – plooit terug op zijn eigen centrum. Als die tendens zich voortzet, dan zou dat wel eens in het nadeel van de CLB’s van het GO! kunnen zijn, want onze sterkte was dat we als een groep naar buiten kwamen met onze ideeën, met onze projecten,…”

Je werkt ook samen met de collega’s van CLB’s van andere netten. Valt dat mee?

Dries Vandermeersch: “Dat valt nu alleszins beter mee dan acht jaar geleden. We zijn trouwens een kleine sector binnen het onderwijs en zijn als het ware verplicht om samen te werken. Doordat we in het debat rond Integrale Jeugdhulp met één stem hebben gesproken, is de CLB-sector niet het ‘knechtje’ geworden van Welzijn. ‘Samen sterk’ blijft een belangrijk principe. Natuurlijk zijn er dossiers waarin wij anders denken dan de koepel van de vrije CLB’s. Die verschillen zullen er altijd zijn, maar toch hebben we samen een aantal projecten opgezet waarop we fier kunnen zijn, zoals LARS, de CLB-chat en Onderwijskiezer.”

Na acht jaar ga je weer de leiding overnemen van je CLB. Wordt dat aanpassen of zal het vanzelf gaan?

Dries Vandermeersch: “De toekomst zal dat uitwijzen. Ik ben ook nooit echt helemaal weggeweest, want ik had als RADI-voorzitter geen detachering of een ander verlofstelsel en ik heb mijn vervanger altijd gecoacht. Het wordt natuurlijk een aanpassing, want ik bevind me opnieuw op operationeel niveau. Om je een idee te geven: door een personeelsuitbreiding krijgen we een extra verdieping toegewezen in dit gebouw. Met zulke zaken moest ik me de voorbije acht jaren niet bezighouden.”

Welke accenten ga je leggen?

Dries Vandermeersch: “Ik zal me zeker bezighouden met het versterken van de teamgeest, want ons personeelsbestand zal stijgen met een kwart. Verder wil ik hier in de Brusselse context meer aandacht besteden aan armoede. Je moet weten dat één van de vier kinderen in Brussel opgroeit in een gezin dat onder of tegen de armoedegrens leeft en dat dit cijfer stilaan stijgt tot één op de drie. We moeten daar toch serieus over gaan nadenken, want kinderen zijn de toekomst. Ook de multiculturaliteit – volgens mij een meerwaarde – is zeer sterk in Brussel. Daar wil ik me ook voor inzetten, bijvoorbeeld door allochtoon personeel aan te werven, niet als intercultureel medewerker maar binnen de ‘klassieke’ omkadering, dus als psycholoog, maatschappelijk werker,... Ook de schooluitval is in Brussel een probleem. Er zijn al heel wat goede inititatieven genomen, maar er is nog een lange weg te gaan. De laatste uitdaging is de samenwerking van de twee CLB’s die hier in hetzelfde gebouw zitten, het CLB van het GO! en dat van de Vlaamse Gemeenschapscommissie. We zien hier een aantal opportuniteiten.”

Neemt de Vlaamse regering het probleem van de kinderarmoede voldoende au sérieux?

Dries Vandermeersch: “Er is wel aandacht, maar onvoldoende. Ik vrees dat dit zich over een aantal jaren zou kunnen wreken. Als je jongeren frustreert door ze te laten opgroeien in armoede, door ze te laten vechten tegen een schoolsysteem dat hen frustreert, dan kweek je gefrustreerde kinderen en gefrustreerde volwassenen, en dat zal zich vroeg of laat op een of andere manier uiten.”

Volgend jaar treedt een nieuw decreet leerlingenbegeleiding in werking. Hoe zie je de toekomst van jouw CLB?

Dries Vandermeersch: “Voor ons is het een positieve zaak, zeker voor de personeelsomkadering, want die stijgt in september met 25 procent en blijft groeien tot 2023. Voor mijn personeelsleden is dit een goede zaak, want ze hebben de voorbije vier jaar op de toppen van hun tenen gelopen om de Brusselse leerlingen te geven waar ze recht op hebben.”

Bevat dat nieuwe decreet ook valkuilen?

Dries Vandermeersch: “Alles wordt alsmaar complexer en de administratieve belasting neemt toe. Bovendien komen er voortdurend structuren bij zonder dat iemand weet wat hun plaats is binnen het bestaande geheel. Ik vind het goed dat de scholen de eerste verantwoordelijke worden voor de leerlingenbegeleiding, maar het verontrust me dat de begeleiding van de scholen wordt overgeheveld van de CLB’s naar de pedagogische begeleidingsdiensten, want die krijgen daar geen extra middelen voor. Het zou me dus niet verbazen mocht men in 2023 bij de evaluatie van het Decreet Leerlingenbegeleiding de begeleiding van scholen opnieuw naar de CLB’s toeschuiven. Ik denk dat dat een goede zaak zou zijn, want de CLB’s staan dicht bij de scholen en kunnen vanuit een helicoptervisie een aantal zaken opmerken die anderen ontgaan.”

Welke gemeenschappelijke strijdpunten zijn weggelegd voor directeurs en vakbonden?

Dries Vandermeersch: “In de eerste plaats het welbevinden van het personeel. Zo hebben we in het dossier van Integrale Jeugdhulp samen voorkomen dat oneigenlijke taken werden doorgeschoven naar de CLB-medewerkers. Verder moeten we ervoor zorgen dat de CLB’s voldoende omkaderd zijn en dat de mensen in comfortabele omstandigheden kunnen werken. Ik denk hier aan de onafhankelijkheid van de CLB-medewerkers. De vakbonden mogen hier wat meer de nadruk op leggen. Ook voor scholen is dat trouwens belangrijk: door onze onafhankelijkheid en ons beroepsgeheim zijn wij voor sommige leerlingen een veilige haven en slagen wij erin hen aan boord te houden. Sommige scholen begrijpen dat, andere verwachten dat wij hun problemen oplossen zonder meer.”

Welke boodschap wil je de CLB-sector nog meegeven?

Dries Vandermeersch: “De sector moet leren uit deze regeerperiode. Een goed imago bouw je op door heel dicht bij jongeren te staan en door te vermijden dat je een administratieve moloch wordt. Je moet in de leefwereld van de jongeren binnenraken en daarvoor moet je naar sociale media grijpen.
Verder moeten we beseffen dat we een kleine sector zijn binnen het onderwijs. De enige manier om onze stem te laten horen, is door eendrachtig op te treden. Als we in verdeelde slagorde naar onderhandelingen stappen, dan zijn we sowieso verloren. Ik wil hier de vakbonden oproepen om ons niet te vergeten, ook al zijn we een kleine sector. Als we niet voor onszelf opkomen, dan zal niemand het in onze plaats doen.”