Interview met Jan Dumolyn: “In de middeleeuwen organiseerden arbeiders een ledichganck of uutganck”


Voor velen staan de middeleeuwen symbool voor de luister en grootheid van Vlaanderen, voor een Vlaams volk dat zich eendrachtig keerde tegen buitenlandse vijanden. De werkelijkheid was anders …

Ook in de middeleeuwen heerste er in het welvarende Vlaanderen ongelijkheid en sociale onrust, ook toen voerden de arbeiders actie. Jan Dumolyn, professor Geschiedenis en afgevaardigde van ACOD Onderwijs aan de universiteit van Gent, heeft er een artikel (*) over gepubliceerd. Tijd voor een interview.

Als er over de middeleeuwen gesproken wordt, dan denken we vaak aan ridders en jonkvrouwen, aan de Honderdjarige Oorlog, de Kruistochten of de Guldensporenslag. In jouw artikel leren we de middeleeuwen ook kennen als een periode van grote sociale onrust.

Jan Dumolyn: “De middeleeuwen kenden boerenopstanden, maar de meeste opstanden vonden plaats in de grote steden, vooral in het graafschap Vlaanderen en het hertogdom Brabant. Twee derde van de arbeiders werkten in de textielsector, bijvoorbeeld als spinner, voller, wever of verver. Hun werk was van zeer hoge kwaliteit en werd geëxporteerd naar gans Europa, naar Rusland en de islamwereld. Het Vlaamse laken was wereldbekend. De arbeiders werkten niet in fabrieken, maar in kleine werkplaatsen die geconcentreerd waren in bepaalde wijken van de stad. Door de textielnijverheid kenden Vlaanderen en Brabant tussen 1100 en 1300 een economische en demografische groei.”

Economische en demografische groei en toch ook sociale onrust?

Jan Dumolyn: “Inderdaad, door die groei nam ook de sociale polarisatie toe. De kooplieden-ondernemers importeerden wol uit Engeland en verkochten die aan de textielarbeiders. Nadien kochten ze de afgewerkte producten op. Dit alles aan hún prijzen, welteverstaan. Zij ontwikkelden zich tot een politiek-economische elite. De kloof tussen deze groep en de arbeiders werd steeds groter.”

Hoe weten wij dat met zekerheid? Hebben jullie daar cijfers van?

Jan Dumolyn: “We kunnen de evolutie van de lonen en prijzen bestuderen. Een middeleeuwer besteedde 80 procent van zijn inkomen aan brood, 15 procent aan onderdak, verwarming en dergelijke en 5 procent aan andere zaken. Als de broodprijs stijgt, dan heb je hongersnood. Vanaf 1240 komen we de eerste stakingen tegen. De polarisatie is dan zo groot geworden, dat de arbeiders in de grote steden het werk beginnen neer te leggen. Arbeiders gaan ook ‘bussen’ oprichten, mutualiteiten of solidariteitskassen die in eerste instantie dienen om de nabestaanden van overleden makkers bij te staan. De overheid verbood dat, want men vreesde dat die ‘bussen’ ook gebruikt zouden kunnen worden als stakerskas. Die vrees was trouwens terecht. De parallel met de 19de eeuw is groot: ook toen zijn de vakbonden gegroeid uit de mutualiteiten.”

Er bestonden toch gilden?

Jan Dumolyn: “De gilden stonden aanvankelijk onder de controle van de overheid. Vanaf 1302 kregen ze op veel plaatsen autonomie en mochten ze deelnemen aan het bestuur. Voor die ‘vakbonden’ die de arbeiders zelf oprichtten, had men een vreemde benaming: takehan. Dat woord slaat zowel op de organisatie als op de stakingen.”

Kenden de middeleeuwse arbeiders enkel de staking of waren er ook andere actiemiddelen?

Jan Dumolyn: “Ze dienden petities of klachtenbrieven in bij de overheid of ze hielden demonstraties. Ze konden natuurlijk ook de confrontatie aangaan en staken. Dan sprak men van een ‘ledichganck’. Soms hielden ze een ‘uutganck’, wat je zou kunnen vertalen als een uittocht. Dan trokken ze gewoon massaal naar een andere stad. Steden hadden daarom onderlinge afspraken om andermans arbeiders niet toe te laten. Als sociale acties niet hielpen, braken er soms ook regelrechte opstanden uit.”

In je artikel citeer je uit de reacties van de sociale bovenlaag. Het valt op dat ze vaak morele argumenten gebruiken om de acties van de arbeiders te veroordelen.

Jan Dumolyn: “Als je in kronieken de beschrijvingen van opstanden leest, dan vind je hetzelfde als nu: de actievoerders zijn dwaas, ze laten zich misleiden door hun leiders, ze weten niet beter, … Terwijl die bovenklasse, net als nu, niet luisterde naar wat de mensen eigenlijk wilden zeggen. Vooroordelen zijn tijdloos.”

(*) Je kan dit interview ook lezen op onze website. Je vindt er meer informatie over dit artikel en over de andere publicaties van Jan Dumolyn.

‘België – Een geschiedenis van onderuit’

Jan Dumolyn heeft in 2012 samen met Tjen Mampaey ‘België – Een geschiedenis van onderuit’ geschreven. Je kan dit boek winnen als je ons helpt: wij vragen ons af waar het woord ‘takehan’ vandaan komt. Laat ons weten wat jij denkt (mail het antwoord naar luc.vandecruys@acod.be). Als jouw verklaring ons het meeste voldoening schenkt, krijg je van ons het boek cadeau.