Klungelen met onze instellingen: geknoei met de provincies


In haar regeerakkoord gaf de Vlaamse regering duidelijk aan de provincies te willen afslanken. Voortaan zouden ze enkel nog focussen op grondgebonden bevoegdheden. De persoonsgebonden bevoegdheden zouden ze verliezen. Sinds 13 december 2016 is dat voornemen ook in een decreet gegoten. Wat zijn de gevolgen voor het personeel?

De provincies kennen een lange historiek die teruggaat tot de twaalfde eeuw. Doorheen de eeuwen kenden ze vele verschijningsvormen en invullingen om uiteindelijk in 1831 verankerd te worden in de Belgische Grondwet. De organisatie van de provincies kreeg gestalte in de Provinciewet van 30 april 1836 en was volledig geënt op de Gemeentewet (30 maart 1836).
Sindsdien was er steeds een discussie tussen de voorstanders van decentralisatie (meer bevoegdheden voor het provinciale niveau) en de aanhangers van deconcentratie-centralisatie (meer bevoegdheden voor het centrale bestuur). Een afschaffing van de provincies lag vaak op tafel, maar werd nooit echt concreet. De provincies hadden immers een duidelijke meerwaarde in de bestuurlijke inrichting van België én konden dat steeds aantonen. In 1965 kregen ze trouwens nog een flinke uitbreiding van bevoegdheden.
We kunnen dus vaststellen dat er steeds een algemene consensus over de meerwaarde van het provinciale niveau bestond. Gedurende ongeveer 150 jaar werden er geen fundamentele wijzigingen aan de provinciale organisatie aangebracht. Het voortbestaan van de provincies kwam pas onder druk te staan tijdens de gesprekken over de staatshervorming. De zesde fase van de staatshervorming (Vlinderakkoord 2011) bepaalt uiteindelijk dat de gewesten bevoegd zijn over het al dan niet behouden van het provinciaal bestuursniveau. Precies deze zesde staatshervorming haalt het provinciaal belang voor een groot deel onderuit.

Provinciaal belang krimpt

Jammer genoeg werd nooit werk gemaakt van een duidelijke begripsomschrijving. Het begrip ‘provinciaal belang’ werd niet omschreven in de Grondwet of in de Provinciewet. Het Vlaams provinciedecreet doet wel een poging door de missie van het provinciale bestuursniveau te omschrijven als bovenlokale taakbehartiging, ondersteunende taken op verzoek van andere overheden en het nemen van initiatieven met het oog op gebiedsgerichte samenwerking tussen besturen.
Dit provinciaal belang wordt grondig ingeperkt op basis van de zesde staatshervorming. Deze staatshervorming krijgt immers als gevolg dat de persoonsgebonden bevoegdheden, zoals gedefinieerd in de artikelen 4 en 5 van de Bijzondere Wet ter Hervorming van de Instellingen, niet meer uitgeoefend worden door de provincies vanaf 1 januari 2018. Meer bepaald gaat het over de culturele aangelegenheden (zoals jeugd, kunst, cultuur, sport) en de welzijnsmateries. De instellingen die zich bezighouden met deze materies, zullen worden overgedragen naar de Vlaamse overheid of naar een ander lokaal bestuur (lees: de gemeente).

Wat met het personeel?

De overdracht van provinciepersoneel naar een ander lokaal bestuur zal niet meteen voor onoverkomelijke problemen zorgen. Het gaat immers om een identiek statuut. Anders is het gesteld met de overdracht van provinciepersoneel naar de Vlaamse overheid. Hier willen we als ACOD-LRB mee waken over het behoud van de rechten, zoals beloofd bij aanvang en in artikel 3 van het decreet. De volgende garanties worden hierin opgenomen:

- Het behoud van de hoedanigheid.
- Het behoud van de graad of het verkrijgen van een gelijkwaardige graad.
- Het behoud van de administratieve en geldelijke anciënniteit.
- Het behoud van het salaris op de datum van de overdracht of het verkrijgen van een gelijkwaardige salarisschaal.
- Het behoud van de functionele loopbaan.
- Het behoud van de toelagen en vergoedingen waarop het personeelslid op de datum van de overdracht op reglementaire basis recht heeft, als de voorwaarden van toekenning blijven bestaan en als aan die voorwaarden blijft voldaan worden.

Knelpunten

Dit lijkt allemaal goed geregeld, maar al snel blijkt dat er over verschillende elementen onduidelijkheid bestaat. We denken alvast aan de volgende knelpunten:

- Er is nood aan een duidelijke concordantietabel, met een overgangsregeling en een toegankelijke loopbaanvergelijking.
- Voor contractuele personeelsleden zijn ook de doorloopschalen verschillend bij de Vlaamse overheid.
- Nergens wordt gesproken over de overheadkosten. Wat gebeurt er met het personeel van ondersteunende diensten zoals ICT, personeelsdienst, facilitaire diensten, …? Zullen zij in evenredige mate worden verminderd, of worden hier ook overgangsregelingen voorzien?
- Opgepast als er niet snel duidelijkheid komt over de overdracht van de personeelsleden, want dan komen we onvermijdelijk terecht in het verhaal van de functieclassificatie.
- Het grootste struikelblok vormt ongetwijfeld de discussie over de pensioenen, zowel de eerste pensioenpijler (met een ander systeem in de provincie Vlaams-Brabant), als de tweede pensioenpijler (in de vijf provincies hanteert men drie verschillende systemen, en dan nog eens met verschillende percentages).

Besluit: statutariseringsoperatie

ACOD LRB is niet gelukkig met de inperking van de rol van de provincies tot de grondgebonden bevoegdheden. We vinden dat de provincie als intermediair niveau zeker ook een meerwaarde kan bieden op het vlak van persoonsgebonden bevoegdheden. Deze beleidsdomeinen stoppen immers ook niet aan de grenzen van de gemeente, en hebben nood aan een niveau tussen het gemeentelijke en het Vlaamse. De provincie heeft immers het voordeel om voldoende dicht bij de burgers bovenlokale beslissingen te nemen.
Het verlies van de persoonsgebonden bevoegdheden zal zware gevolgen hebben voor de werking van het verenigingsleven in de regio’s. De provincies dragen immers mee de zorg voor de goede organisatie van tal van activiteiten (onder meer door subsidiëring van non-profitorganisaties). Vooral organisaties die verschillende gemeenten overstijgen, maar tegelijkertijd te klein zijn om van een Vlaamse dekking te spreken, maken zich terecht zorgen.
Op personeelsvlak kijken we met belangstelling uit hoe men deze knelpunten zal oplossen, rekening houdend met de beloofde garanties uit artikel 3 en de steeds weerkerende en heiligmakende budgetneutraliteit. In de huidige stand van zaken is dat een onmogelijk gegeven. Een waardevolle oplossing kan echter gevonden worden in de statutarisering van de contractuele personeelsleden van de provincie. Dit kan een win-win-situatie betekenen, zeker met het oog op de kostprijs van de pensioenen. Alle andere oplossingen zullen nooit kunnen voldoen aan de budgetneutraliteit.

ACOD LRB zal dus niet alleen het behoud van de rechten van de overgedragen personeelsleden bewaken, maar zal ook actief oplossingen voorstellen die tegemoetkomen aan bovenstaande verzuchtingen. We kunnen ons immers niet van de indruk ontdoen dat deze poging van de Vlaamse regering om de bestuurlijke verrommeling op te lossen, uiteindelijk maar een rommeltje is. We vinden nauwelijks een langetermijnvisie en ook de garantie op efficiënter bestuur is ons niet duidelijk. De piste van de statutarisering zou alvast bewijzen dat ook de Vlaamse regering begaan is met het provinciepersoneel.

Willy Van Den Berge, Gert Vlasselaer