Lokale en Regionale Besturen: naar een effectief rechts personeelsbeleid in Vlaanderen

Het is niet de eerste keer dat we als sector geconfronteerd worden met rechtse reflecties van de huidige Vlaams minister van Bestuurszaken en Binnenlands Bestuur Geert Bourgeois. Iedereen weet ondertussen dat hij als Vlaams nationalist er eigenaardige ideeën op na houdt. Het gaat hierbij niet altijd over het negeren van vakbondseisen, maar dikwijls over elementen die passen binnen bepaalde principes, waarvan hij vragende partij is.

'Wat we zelf doen, doen we beter', was het adagium van Gaston Geens, de eerste Vlaamse minister-president. Het was geen vaststelling, maar een dwingende opdracht. Wat we zelf doen, moeten we beter willen doen dan de federale regering. In het begin was dat ook zo en de Vlaamse regering nam dan ook een vliegende start. Die is ondertussen helemaal weg.
Rechtse ministers zoals Bourgeois denken - misschien samen met andere ministers binnen de Vlaamse regering - dat al wat van de federale overheid komt sowieso slecht is en al wat vanuit Vlaanderen komt sowieso goed is. Niets is minder waar.

Wet herverdeling van arbeid

Recentelijk werden we binnen de sector geconfronteerd met een voorontwerp van decreet waarbij men het personeel van de lokale en regionale besturen uit de wet van 10 april 1995 hevelt. Die wet voorziet een aantal elementen inzake de herverdeling van de arbeid in de publieke sector waaronder de vrijwillige vierdagenweek en de halftijds vervroegde uittreding. Via een voorstel van decreet ingegeven door Geert Bourgeois wil men principieel het personeel van de lokale en regionale besturen uitsluiten van deze wetgeving. Volgens hem bestaan er genoeg andere mogelijkheden voor het personeel om hetzij vroegtijdig uit te stappen uit hun job, hetzij vier dagen te werken via bijvoorbeeld loopbaanonderbreking. Dit is onjuist.

(Te) zware jobs

Zo kan men bijvoorbeeld in de welzijnssector in de privé vanaf een bepaalde leeftijd van brugpensioen genieten, maar voor het personeel in de lokale besturen die tewerkgesteld zijn in de welzijnssector geldt dit systeem niet. Heel wat van die personeelsleden maken dan ook dankbaar gebruik van de wet van 1995 om halftijds uit te stappen uit hun (te) zware job of vier dagen te werken. Meestal worden deze aanvragen ingegeven door het feit dat het personeel die voltijdse tewerkstelling vanaf bepaalde leeftijden gewoon niet meer aan kan. De arbeidsdruk binnen deze sector is immers zo groot dat alternatieven meer dan welkom zijn. De huidige Vlaamse regering en Geert Bourgeois in het bijzonder, wenst vanaf 1 januari 2012 een eind te stellen aan dit systeem. Sterker nog, zij die ervan gebruikmaken dienen maar een andere oplossing te zoeken vanaf die datum.

Partners in personeelsbeleid

Dat de minister het niet zo nauw neemt met syndicaal overleg over deze aangelegenheid bleek tijdens de vergadering van het Comité C op 4 oktober waar deze problematiek op de agenda stond. De week voordien moesten we vaststellen in een mededeling via de E-krant van Binnenlandse Aangelegenheden dat er een einde kwam aan dit systeem. Minister Bourgeois vond overleg en onderhandelingen hierover niet nodig. Het is niet de eerste maal dat we vaststellen dat de minister vakbonden niet beschouwt als partners in personeelsbeleid, maar veeleer als een blok aan zijn been. Op het Comité C kreeg zijn vertegenwoordiger dan ook de wind van voren: alle vakbonden verwierpen het voorstel van de minister met de inperking van de arbeidsduurvermindering. Het is op dit ogenblik nog niet duidelijk wat de minister nu zal doen met dit dossier.

Mil Luyten