Comité C1: nieuw dieptepunt in het sociaal overleg


De Vlaamse regering wil de steden en gemeenten meer autonomie geven in hun interne organisatie. Ze zullen ook meer vrijheid krijgen in de invulling van de rechtspositieregeling (RPR), met alle gevolgen van dien voor het personeel. De gevolgen zijn ronduit onaanvaardbaar.

De voorbije maanden ontving ACOD LRB enkele voorontwerpen om het gemeente-, OCMW- en provinciedecreet fundamenteel te wijzigen op het gebied van personeelszaken. Na raadpleging van onze leden en militanten stelde ACOD LRB tijdens het laatste Comité C1 dat dit onaanvaardbaar is.

Bevoegdheidsherverdeling: vakbonden buitenspel

De vaststelling van de rechtspositieregeling en van het organogram, de invulling van het dagelijks personeelsbeheer en de dadingen met personeel (einde arbeidsovereenkomst) waren bevoegdheden van gemeente, provincie en provincieraad. Die komen nu terecht bij het college van burgemeester en schepenen (CBS) en de bestendige deputatie. Beide kunnen de bevoegdheden ook delegeren aan de secretaris of provinciegriffier.
Deze herverdeling zou moeten zorgen voor een efficiënter bestuur. In de praktijk verdwijnt echter de democratische controle door de gemeente- of provincieraad. Omdat ze achter gesloten deuren werken, worden meteen ook de vakbonden buitenspel gezet.

De ‘contractualisering’ van het personeel

Voortaan geldt er een vrije keuze voor de aanstelling van personeel: hetzij statutair, hetzij contractueel. Daardoor verdwijnt het primaat van de statutaire tewerkstelling – vroeger was dit de regel en contractueel de uitzondering.
Deze maatregel zal de verdere ‘contractualisering’ van personeel in de hand werken, wat problemen zal creëren voor de financiering van onze pensioenen. Ook valt te vrezen dat de greep van de politiek zal toenemen op het personeel, wat de onafhankelijkheid van de ambtenaar in gedrang brengt.
En dan zwijgen we nog over de continuïteit van de dienstverlening. De regering wil duidelijk de ambtenarij afschaffen of tot een minimum beperken. Is het de bedoeling dat bij elke wissel van de politieke macht ook een personeelswissel volgt? Is dat dan een beter bestuurlijk beleid?
Voorts wordt het toepassingsgebied van de terbeschikkingstelling van statutairen uitgebreid naar andere overheden en vzw’s. Gaat de Vlaamse regering zo haar boekje niet te buiten? Is dit niet in strijd met de wet op de uitzendarbeid van 24 juli 1987?

Personeelsevaluatie wordt gedereguleerd

De in 1994 ingevoegde veralgemening van evaluaties van het personeel verdwijnt. Er zullen geen evaluaties meer zijn en simpelweg ontslag van een statutair of contractueel personeelslid wegens ontoereikend functioneren, wordt mogelijk.
Dit betekent dat er ook geen beroepsprocedure meer zal zijn, waardoor enkel een betwisting beslecht kan worden bij de Raad van State. De lange duurtijd hiervan zal niet zonder gevolgen blijven voor het personeel: blijvende onzekerheid over een al dan niet vernietiging en blijvende onzekerheid over al dan niet een job te hebben…
Ook de vaststelling van de minimale elementen inzake de rechtspositie van het personeel verandert. De huidige elf elementen van de RPR (samengevat in de bezoldiging en administratieve situatie) worden herleid tot vier elementen: bezoldigingsregeling, toelagen en vergoedingen, jaarlijkse vakantie en feestdagen, en de dienstbeëindiging. Hierdoor zullen tussen de besturen grote verschillen ontstaan in administratief statuut. Hoe valt dit te rijmen met de toenemende vraag van de werkgevers naar personeelsmobiliteit?
Bovendien kunnen de steden Antwerpen en Gent gemotiveerd afwijken van de minimale bepalingen. Daardoor zullen enkel in onze sector collectieve afspraken niet meer van toepassing zijn.
Ook van de loonbegrenzing zou gemotiveerd afgeweken kunnen worden voor leidinggevende personeelsleden van extern verzelfstandigde agentschappen of verenigingen, alsook voor de gemeentesecretaris. Zijn we op weg naar CEO-salarissen in de lokale besturen?

Onverteerbaar

ACOD LRB ondertekende een protocol van niet-akkoord. Het is spijtig vast te stellen dat we hierin geen syndicaal front kunnen vormen met de andere vakbonden, waarvan één wel akkoord ging. De aantasting van ‘het primaat van de statutarisering’ is voor ons onverteerbaar.

Mil Luyten